bediening

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
horecaMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Voorkennis.
Wat kan jij vertellen wat de bediening allemaal doet.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

tafeldekken.

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Je zag net een filmpje hoe je een besteling opneemt. hoe zou jij het doen.
Ik zie het als een sport om iets te verkopen.
Ik leg de gasten helemaal in de watten.
Maakt mij niet uit. ik werk voor mij geld. meer niet.
ik ga een gesprek met de gasten aan.

Slide 12 - Sondage

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Quiz 
Let's begin!

Slide 15 - Diapositive

Wat betekent gastvrijheid?
A
De gast mag doen en zeggen wat zij of hij wil.
B
De gast heeft de vrijheid om alles te bepalen.
C
De gasten op een hartelijke manier ontvangt en helpt met vragen.

Slide 16 - Quiz

Wat betekent couvert?
A
Een soort van koe, maar dan een bepaald ras.
B
Alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
C
De aantal tafels die staan in het restaurant.

Slide 17 - Quiz

Wat betekent Molton?
A
Een molton is een schuimrubber tafelkleed dat ervoor zorgt dat het tafellaken niet verschuift.
B
Een extra tafellaken die je op elkaar neerlegt.
C
Een tafellaken die je maar 1 x kan gebruiken omdat hij van papier is gemaakt.

Slide 18 - Quiz

Wat betekent vaste menage?
A
Kruiden mengsel.
B
Zout en peper
C
Alles wat op tafel staat.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent Placeren?
A
Soep in een bord doen.
B
Mensen naar de tafel toe brengen.
C
Jas aangeven.

Slide 20 - Quiz

Wat betekent Aperitief?
A
Koud drankje voor tussen het eten door.
B
Koffie of thee voor na de maaltijd.
C
een alcoholisch drankje voor het eten.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent Indekken?
A
Het neerleggen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
B
Het opruimen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
C
Het tellen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive