Quiz Griekse beeldhouw- en bouwkunst

Kennisquiz
V5 KCV - Griekse beeldhouw- en bouwkunst
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kennisquiz
V5 KCV - Griekse beeldhouw- en bouwkunst

Slide 1 - Diapositive

900-700 v.Chr.
700-650 v.Chr.
650-490 v.Chr.
490-320 v.Chr.
320-27 v.Chr.
De perioden
Archaïsche stijl
Hellenistische stijl
Geometrische stijl
Klassieke stijl
Oriëntaliserende stijl

Slide 2 - Question de remorquage

Griekse beeldhouwkunst

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent het begrip 'frontaliteit'?
A
Griekse beeldhouwwerken zijn altijd plat, zonder enige diepte of perspectief
B
Griekse beelden staan altijd met hun 'gezicht' naar de kijker gericht
C
Griekse beelden hebben maar één goede kant
D
Griekse beelden zijn altijd identiek aan de voor- en achterkant

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het begrip 'cire perdu'?
A
Het is een techniek waarbij Griekse beeldhouwers was gebruikten om gedetailleerde beelden te creëren
B
Een term die wordt gebruikt om beelden te beschrijven die volledig van glas gemaakt zijn
C
Het is de naam die voor bijenwas gebruikt wordt, een materiaal waarmee naast brons of marmer ook beelden gemaakt werden
D
Een techniek waarbij met was een mal gecreëerd werd, waarin brons gegoten werd

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voordeel van het gebruik van een bronzen beeld in plaats van marmer?
A
Brons is minder vergankelijk dan marmer
B
Brons is lichter dan marmer
C
Een bronzen beeld heeft een realistischere huidskleur dan marmer
D
Brons kan hergebruikt worden, marmer niet

Slide 6 - Quiz

Vanaf welke periode komen we beelden met een 'contraposto houding' tegen?
A
Archaïsche periode
B
Klassieke periode
C
Geometrische periode
D
Hellenistische periode

Slide 7 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een beeld uit de archaïsche periode?
A
Frontaliteit
B
Glimlach
C
Blokachtige beelden
D
Dikke oogleden

Slide 8 - Quiz

In welke periode vindt de kunst van de plooien zijn hoogtepunt?
A
Hellenistische periode
B
Laat-klassiek
C
Midden-klassiek
D
Vroeg-klassiek

Slide 9 - Quiz

Van welke periode zijn dikke oogleden wel een kenmerk?
A
Vroeg-klassiek
B
Midden-klassiek
C
Laat-klassiek
D
Hellenistische periode

Slide 10 - Quiz

Van welke periode is de natte stijl een kenmerk?
A
Vroeg-klassiek
B
Midden-klassiek
C
Laat-klassiek
D
Hellenistische periode

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Question de remorquage

Archaïsche periode
Klassieke periode
Hellenistische periode

Slide 13 - Question de remorquage

Archaïsche periode
Klassieke periode
Hellenistische periode

Slide 14 - Question de remorquage

Archaïsche periode
Klassieke periode
Hellenistische periode

Slide 15 - Question de remorquage

Archaïsche periode
Klassieke periode
Hellenistische periode

Slide 16 - Question de remorquage

1
2
3
4

Slide 17 - Question de remorquage

Griekse bouwkunst

Slide 18 - Diapositive

Wat betekent het begrip 'entasis'?
A
Een term die wordt gebruikt om de decoratieve versieringen op de bovenkant van zuilen in Griekse tempels te beschrijven
B
De subtiele bolling of kromming van zuilen, met als doel optische correcties te bieden
C
Een techniek om gedetailleerde beelden te creëren
D
De techniek waarmee tempels werden versierd met bonte kleuren

Slide 19 - Quiz

Welke zuilen zijn monolitisch?

Slide 20 - Question de remorquage

Dorische bouworde
Ionische bouworde
Korinthise bouworde

Slide 21 - Question de remorquage

Dorische bouworde
Ionische bouworde
Korinthise bouworde

Slide 22 - Question de remorquage

Dorische bouworde
Ionische bouworde
Korinthise bouworde

Slide 23 - Question de remorquage

Dorische bouworde
Ionische bouworde
Korinthise bouworde

Slide 24 - Question de remorquage

Zuil

Slide 25 - Question de remorquage

Architraaf

Slide 26 - Question de remorquage

Triglief

Slide 27 - Question de remorquage

Erechtheion
2
Propylaeën
1
Nikè-tempeltje
3
Parthenon
4

Slide 28 - Question de remorquage

De gebouwen die we kunnen zien op de akropolis zijn tenminste na ... gebouwd
A
510 v.Chr.
B
480 v.Chr.
C
320 v.Chr.
D
416 v.Chr.

Slide 29 - Quiz

Uit welke twee bouworden bestaat het parthenon?
A
Ionisch en Dorisch
B
Korinthisch en Dorisch
C
Ionisch en Korinthisch

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive