H3.4 Schrijven

Nederlands
20 januari 2020
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands
20 januari 2020

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
BK:
• Je kunt een verslag schrijven.
• Je kunt verwijswoorden gebruiken om het woordgebruik te variëren. 



Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
KGT: In deze paragraaf leer je: 

hoe je een verslag schrijft; 
hoe je een goede titel bedenkt;
hoe je een goede inleiding schrijft;
hoe je met synoniemen je woordkeus afwisselt.


Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen informele taal en formele taal?

Slide 4 - Question ouverte

Formele taal
  • Je spreekt iemand aan met 'u' en 'mevrouw' of 'meneer.
  • Je kent de persoon niet of niet zo goed. 
  • Je gebruikt nette woorden en schrijft in hele zinnen

Informele taal
  • Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'
  • Je kent de persoon goed, zoals vrienden of ouders.
  • Je schrijft in hele zinnen, maar gebruikt misschien wat minder nette woorden

Slide 5 - Diapositive

Bij welk van deze vier gebruik je
'formele taal'?
A
een docent
B
je ouders
C
je klasgenoot
D
een oude mevrouw of meneer

Slide 6 - Quiz

Bij welk van deze drie gebruik je 'informele taal' ?
A
je vriend of vriendin
B
je docent
C
de directrice van de school

Slide 7 - Quiz

voorbeeld verslagje:
Vorige week was het eindelijk zover! Het concert van Kraantje Pappie in de AFAS live! Ik had me er enorm op verheugd.
Eerst moesten we heel lang wachten voordat we naar binnen mochten. We waren extra vroeg, zodat we vooraan konden staan. Toen we binnen waren, begon het concert. Kraantje Pappie zong eerst een paar van zijn grote hits. Daarna kwam Diggy Dex het podium op en samen zongen ze 'De zon op'. Ten slotte zweepte Kraantje het publiek op met 'Pompen'. Het was een supervet feest!
Ik ben heel blij dat ik het concert heb gezien. Nu maar sparen voor het volgende optreden!

Charissa van Veen, 13 jaar

Slide 8 - Diapositive

Wordt bij dit verslagje gebruikt gemaakt van informele of formele taal?
informele taal
formele taal

Slide 9 - Sondage

Een verslag gaat over iets wat je hebt meegemaakt, hebt gehoord of gelezen.
Voor het schrijven van een verslag zijn regels:
- Schrijf het verslag in de verleden tijd.
- Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat.
- Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde. Doe dat in de volgorde waarin het gebeurde. Gebruik daarbij woorden zoals: eerst, daarna, toen, ten slotte.
- Bedenk een goede titel voor het verslag.
- Zet je naam onder het verslag.

Slide 10 - Diapositive

Geef mij een voorbeeld van een klein zinnetje met een werkwoord in de verleden tijd. Bijvoorbeeld: het was koud

Slide 11 - Question ouverte

Voorbeeld: Je gaat een verslag schrijven over een concert waar je met je vrienden was.
1 Wie: jij en je vrienden
2 Wat: concert van Lady Gaga
3 Waar: Gelredome
4 Wanneer: 5 juli
5 Waarom: je vindt haar een heel goede zangeres.
6 Hoe: jullie zijn samen met de trein gegaan

Slide 12 - Diapositive

Wanneer spreek je van een goede titel?
A
als het ervoor zorgt dat de lezer verder wil lezen
B
als het aangeeft waar de tekst overgaat
C
als je niet begrijpt wat er bedoeld wordt
D
als het heel simpel is en niet goed vertelt waar de tekst over gaat.

Slide 13 - Quiz

5W1H

Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien