27. Thema 3, week 4, les 16 en 19

Samengestelde zin
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.
Een samengestelde zin kan bestaan uit een
hoofdzin / hoofdzin
een bijzin / hoofdzin
hoofdzin / bijzin
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Samengestelde zin
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.
Een samengestelde zin kan bestaan uit een
hoofdzin / hoofdzin
een bijzin / hoofdzin
hoofdzin / bijzin

Slide 1 - Diapositive

Voegwoord

Slide 2 - Carte mentale

lesdoel
Ik weet wat hoofdzinnen en bijzinnen zijn en ik kan deze herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Hoofdzin en bijzin

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive


A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 7 - Quiz


A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 8 - Quiz


A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 9 - Quiz


A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 10 - Quiz


A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Sleep de hoofdzinnen en bijzinnen naar de juiste plek
HOOFDZIN
BIJZIN

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep de hoofdzinnen en bijzinnen naar de juiste plek
HOOFDZIN
BIJZIN

Slide 13 - Question de remorquage

Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 14 - Quiz

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

Omdat hij uitgegleden was, ben ik hulp gaan halen.
A
hoofdzin+hoofdzin
B
hoofdzin+bijzin
C
bijzin+hoofdzin

Slide 16 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Als het niet zo zielig was, zou je er hard om kunnen lachen.
A
Als het niet zo zielig was,
B
zou je er hard om kunnen lachen.
C
Die is er niet

Slide 17 - Quiz

Wat is de bijzin?
Je wordt geacht niet te praten als de meesters of juffen aan het woord zijn.
A
de meesters of juffen aan het woord zijn.
B
Je wordt geacht niet te praten,
C
Die is er niet

Slide 18 - Quiz