Les 1 week 14

Planning
Volgmeting Formuleren
Herhaling lesstof woordsoorten vorige week
Uitleg persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
Aan de slag met opdrachten uit De Brug hierover
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Planning
Volgmeting Formuleren
Herhaling lesstof woordsoorten vorige week
Uitleg persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
Aan de slag met opdrachten uit De Brug hierover

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord is en kun je ze uit elkaar houden.

- Aan het einde van de les kun je het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord vinden in de zin.

Slide 2 - Diapositive

vragend voornaamwoord
onbepaald 
voornaamwoord

aanwijzend voornaamwoord
ieman d sommige
iets
verwijst niet naar een specifiek persoon of ding
vervangt een persoon of ding
wie
wat 
welke
wijst personen of dingen aan
deze 
die 
dat
dit 

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant of ding.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal 'de', 'het' of 'een' voor zetten.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.

Slide 4 - Question de remorquage

lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
boek
de
lopen
een
gooien
parfum
lachen
fototoestel
het

Slide 5 - Question de remorquage

Waar staat een lidwoord met een zelfstandig naamwoord in de zin en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
een mooie zonsondergang
B
een katoenen vest
C
het verdrietige meisje
D
de linnen broek

Slide 6 - Quiz

Woordsoorten
Zinsdelen
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Question de remorquage

Maak de juiste combinaties
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Heb je nog iets van hem gehoord?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw.)?

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen. 

Slide 10 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord kun je in plaats van een naam van een persoon of een ding gebruiken. 



Slide 11 - Diapositive

'het' als persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw.)?

Slide 13 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is. Meestal staat het direct vóór het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. 



Bij het onzijdige 'het' gebruiken we 'zijn'. 

Slide 14 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord en  bezittelijk voornaamwoord

- Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan.
- Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. 

Slide 15 - Diapositive

Let op: soms lijken persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden op elkaar 
Is deze fiets van jou?
persoonlijk voornaamwoord.

Is dit jouw fiets?
bezittelijk voornaamwoord staat altijd voor een ZN.

Is dit de jouwe?
bezittelijk voornaamwoord, maar dan zelfstandig gebruikt.

Slide 16 - Diapositive

Sleep alle woorden naar de juiste woordsoort
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Hij
is
onze
mooie
trouwdag
vergeten.

Slide 17 - Question de remorquage

Sleep alle woorden naar de juiste woordsoort.
dit
jouw
boek
of
het
zijne?
Is
bezittelijk voornaamwoord
zelfstandig voornaamwoord
lidwoord
aanwijzend voornaamwoord
werkwoord

Slide 18 - Question de remorquage

Aan de slag!
Maak de opdrachten uit de planning van 6 april in het online Nieuw Nederlands boek.

Succes!

Slide 19 - Diapositive