H4 constante en variabele kosten deel 1 (MOH)

• Handel
• MBO
• Studiejaar 1

Constante & variabele kosten

Constante kosten

Ook wel vaste kosten genoemd. 

Deze kosten hebben 

geen direct verband met de 

verkoopomvang / productie / omzet. 

De omzet van een bedrijf is € 100.000,-. de constante kosten zijn € 40.000,-. Het bedrijf verwacht dat de productie / omzet komend jaar met 10% zal stijgen. De constante kosten bedragen dan volgend jaar:

1. € 44.000,-
2. € 40.000,-

Voorbeelden constante kosten

Voorbeelden:

huur, afschrijving, rente, abonnementskosten, kosten personeel..........

De constante kosten moet je als bedrijf dus altijd betalen, ongeacht of de productie / omzet stijgt of daalt. Je moet er daarom voor zorgen dat deze kosten sowieso worden terugverdiend. Wie moet deze kosten uiteindelijk betalen?

De consument moet betalen.

Je moet er dus voor zorgen dat je een gedeelte van je productie / verkoopomvang / omzet gaat reserveren voor de constante kosten. Hoe dan? 

Je berekent eerst wat je  normale bezetting / productie is over een paar jaar. Dit noemen we ook wel de Normale productie* (N). Vervolgens ga je de totale constante kosten delen door deze normale productie. 

In formuletaal is dit C / N. Je rekent zo een tarief uit voor de constante kosten. Dus: Hoeveel moet je reserveren per €1,- productie voor de constante kosten?

De normale omzet (productie) van een bedrijf is € 500.000,-. de constante kosten bedragen 275.000,-. Bereken het tarief voor de constante kosten.

1. €1,82
2. €0,55

Aan de slag!

hoofdstuk 4

Maak Opdracht 1

bladzijde 168 uit het werkboek.

Variabele kosten

Variabele kosten hebben een direct verband met de omzet. 

De omzet van een bedrijf is € 100.000,- de variabele kosten zijn 10%. In het volgend jaar verwacht het bedrijf dat de omzet zal stijgen naar € 120.000,-. Hoeveel bedragen de variabele kosten?

1. € 12.000,-
2. € 10.000,-

Voorbeelden van variabele kosten:

De variabele kosten stijgen met 4%, terwijl de omzet stijgt met 8%.

1. degressief
2. progressief
3. proportioneel

De omzet stijgt met 5% en de variabele kosten stijgen met 5 %.

1. degressief
2. progressief
3. proportioneel

de omzet stijgt met 10% en de variabele kosten stijgen met 15%.

1. progressief
2. degressief
3. proportioneel

Aan de slag!

Hoofdstuk 4

Opgave 2 -  3

Leg uit wat constante kosten en variabele kosten zijn.