BK HV 5.3 lezen

Leerdoelen
  • De tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen
  • Tekstsoorten en tekstvormen herkennen
  • Een betogende tekst herkennen
  • Het redengevend en concluderend tekstverband herkennen

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
  • De tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen
  • Tekstsoorten en tekstvormen herkennen
  • Een betogende tekst herkennen
  • Het redengevend en concluderend tekstverband herkennen

Slide 1 - Diapositive

Welke 2 tekstdoelen heb je vorig hoofdstuk geleerd?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Tekstdoelen
Een tekst heeft vaak meerdere doelen. Als er wordt gevraagd wat het tekstdoel is, noteer dan het belangrijkste doel! 

Bijvoorbeeld:
In een advertentie staat meestal informatie over het product. Maar de schrijver van de advertentie wil vooral dat je het product koopt. Tekstdoel: activeren

Slide 6 - Diapositive

Welk tekstdoel hoort bij
dit tekstje?

Slide 7 - Question ouverte


In Amerika dragen de kinderen op school een schooluniform. Eigenlijk zou het heel goed zijn wanneer dit op ROER college Schöndeln ook wordt verplicht. Dan hoeven de leerlingen zich ‘s morgens niet meer druk te maken over wat ze aan moeten doen. Daarnaast zal ook niemand elkaar 
meer kunnen uitlachen wanneer ze er een 
beetje gek bijlopen.

Slide 8 - Diapositive

Welk tekstdoel hoorde bij het vorige tekstje?

Slide 9 - Question ouverte


Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 10 - Quiz

Tekstsoorten en tekstvormen
Een tekstsoort is een verzamelnaam voor alle teksten met hetzelfde tekstdoel. Omdat er vier tekstdoelen zijn, zijn er dus ook vier tekstsoorten. 
Elke tekstsoort heeft verschillende vormen. Een nieuwsbericht en een handleiding zijn bijvoorbeeld allebei informatieve teksten. Daarom onderscheiden we binnen elke tekstsoort diverse tekstvormen

Slide 11 - Diapositive

Tekstdoel - tekstsoort - tekstvorm
tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren
informatieve tekst
nieuwsbericht
verslag
amuseren
amuserende tekst
liedtekst
stripverhaal
overtuigen
betogende tekst
filmbespreking
klachtenbrief
activeren
activerende tekst
reclamefolder
advertentie

Slide 12 - Diapositive

Wat heb je onthouden van de vorige les?

Slide 13 - Carte mentale

Betogende tekst
In een betogende tekst / betoog geeft de schrijver zijn mening over een onderwerp. 

Slide 14 - Diapositive

Argumenten
Argumenten: informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.
   

Bijvoorbeeld:
Ik vind dat de school pas om 10 uur moet beginnen.
Want
Uit onderzoek blijkt dat de hersenen van jongeren meer slaap nodig hebben dan van volwassenen.



Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 17 - Carte mentale

tekstverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsommend
daarnaast, bovendien, etc. 
tijdsvolgorde
daarna, tot slot, etc.
tegenstellend
toch, echter, etc. 
uitleggend
bijvoorbeeld, zoals, etc.
redengevend
want, omdat, etc. 
concluderend
dus, dan ook, etc. 

Slide 18 - Diapositive

redengevend verband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Anja wil wel collecteren voor de Dierenbescherming, want zij wil dieren in nood helpen. 
Redengevende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 19 - Diapositive

concluderend verband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft acrylnagels opgeplakt. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest. 
Concluderende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 20 - Diapositive

Ik heb geen zin om naar school te fietsen, want ik heb spierpijn aan mijn benen.
Wat is de reden in deze zin?
A
Ik heb geen zin om naar school te fietsen
B
Ik heb spierpijn aan mijn benen

Slide 21 - Quiz

Ik heb nog geen vlaai gehad, dus ik mag het laatste stuk.
Wat is de conclusie in deze zin?
A
Ik heb nog geen vlaai gehad
B
Ik mag het laatste stuk

Slide 22 - Quiz

Huiswerk
Opdracht  7, 8, 9, 10, 11

Slide 23 - Diapositive