Na afloop kun je zien hoe goed je de lesstof beheerst.
Heb je de toets af?
Bekijk alle lesstof nog eens goed.
Volgende week donderdag heb je een proefwerk!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Toets Taalverzorging - H2
Maak deze oefentoets zorgvuldig.
Na afloop kun je zien hoe goed je de lesstof beheerst.
Heb je de toets af?
Bekijk alle lesstof nog eens goed.
Volgende week donderdag heb je een proefwerk!
Slide 1 - Diapositive
Welke woordsoort hoort bij de onderstaande omschrijving?
Zeg wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 2 - Quiz
Welke woordsoort hoort bij de onderstaande omschrijving?
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 3 - Quiz
Mijn vervelende broertje heeft op het nieuwe boek getekend.
Let op: Niet alles hoeft er in te zitten!
LW
WW
ZN
BN
VZ
vervelende
broertje
heeft
op
het
boek
getekend
Mijn
Slide 4 - Question de remorquage
De groene jurk van Jet gaat mee in de koffer.
Let op: Niet alles hoeft er in te zitten!
LW
WW
ZN
BN
VZ
groene
jurk
van
Jet
gaat
mee
De
in
de
koffer
Slide 5 - Question de remorquage
Vanwege Corona werden de reizen naar het buitenland geannuleerd.
Het onderstreepte woord is
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 6 - Quiz
Vanwege Corona werden de reizen naar het buitenland geannuleerd.
Het onderstreepte woord is
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 7 - Quiz
Vanwege Corona werden de reizen naar het buitenland geannuleerd.
Het onderstreepte woord is
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 8 - Quiz
Vanwege Corona werden de reizen naar het buitenland geannuleerd.
Het onderstreepte woord is
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord
Slide 9 - Quiz
Maak twee zinnen met het woord 'voetbal'.
In de ene zin moet het woord een ZN zijn.
In de andere zin moet het woord een WW zijn.
Slide 10 - Question ouverte
Maak van de volgende twee zinnen een nieuwe zin.
Gebruik één voegwoord.
Je mag de volgorde van de woorden veranderen.
David was niet in topconditie. Hij scoorde drie keer in de tweede helft.
Slide 11 - Question ouverte
Maak van de volgende twee zinnen een nieuwe zin.
Gebruik het voegwoord 'zodat'
Je mag de volgorde van de woorden veranderen.
Jordy traint veel. Hij wordt steeds gespierder.
Slide 12 - Question ouverte
Maak van de zinnen een samengestelde zin.
Gebruik de voegwoorden die tussen haakjes staan.
(hoewel) (want) De gemeente moet bezuinigen. Ze laat een nieuw
gemeentehuis bouwen. Het oude gebouw is te klein.
Slide 13 - Question ouverte
Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Toen ons elftal won, wij begonnen allemaal te juichen.
B
Meneer Jansen trakteert vandaag, want is hij jarig.
C
Nadat ik me gedoucht hebt, ga ik ontbijten
D
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa speelt de bas.
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste voegwoord in.
Emma gaat naar de huisarts, ... zij een zere enkel heeft.
A
want
B
omdat
C
vanwege
D
daarom
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste voegwoord in.
Jordy koopt deze week een trui van Nike ... hij een trui van Lyle and Scott ook erg mooi vindt.
A
aangezien
B
omdat
C
vanwege
D
terwijl
Slide 16 - Quiz
Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Wel hoofdletter
Geen hoofdletter
Aan het begin van een zin
Namen van maanden
Woorden die van namen zijn gemaakt
De S als de zin met 'S begint
Namen van dagen
Slide 17 - Question de remorquage
Neem de onderstaande zin over en zet hoofdletter(s) en leesteken(s) waar dat nodig is. de ober van het chinese restaurant zei we gaan over een half uur sluiten
Slide 18 - Question ouverte
Neem de zin over en schrijf hoodletter(s) en leesteken(s) waar dat nodig is. 's avonds worden de uitslagen van de verkiezingen in amerika bekend gemaakt
Slide 19 - Question ouverte
Neem de zin over en zet hoofdletter(s) en leesteken(s) op de juiste plek. lenn heeft vandaag drie zaken te doen vissen kamer opruimen en zijn huiswerk maken
Slide 20 - Question ouverte
Liese vroeg of ze een puntzak spekjes mocht openmaken.
Deze zin staat in
A
de directe rede
B
de indirecte rede
Slide 21 - Quiz
De onderstaande zin staat in de directe rede. Zet de zin in de indirecte rede.
Joanne zei: "Ik heb geen zin om vandaag naar school te gaan."
Slide 22 - Question ouverte
Zijn de hoofdletters en leestekens in de onderstaande zin juist gebruikt?
De postbode riep enthousiast: "Wat een mooie mercedes heeft u daar!"
A
B
Slide 23 - Quiz
Zijn de hoofdletters en leestekens in de onderstaande zin juist gebruikt?
"Het is mooi weer voor een wandeling": zei de buurman.
A
B
Slide 24 - Quiz
Zijn de hoofdletters en leestekens in de onderstaande zin juist gebruikt?
's Nachts kun je veel sterren zien, als het tenminste helder is.
A
B
Slide 25 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
begravenis
B
begrafenis
Slide 26 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
laarzen
B
laarsen
Slide 27 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
narcose
B
narcoze
Slide 28 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
lichaamlijk
B
lichamelijk
Slide 29 - Quiz
De toets is klaar. Met onderdeel moet je nog flink oefenen, denk je?
A
leestekens en hoofdletters
B
samengestelde zinnen
C
grammatica woordsoorten
D
niets
Slide 30 - Quiz
Hoe heb je gescoord bij deze toets, denk je? Leg je antwoord uit!
Slide 31 - Question ouverte
Je bent klaar met de toets?
Kijk alles nog eens goed na.
Sluit de toets af.
Ga oefenen met de lesstof, als dat volgens jou nog nodig is.
Denk je dat je alles kent?
Maak de oefentoets van hoofdstuk 2
Volgende week donderdag is de HOOFDSTUKTOETS
Maandag bespreken we de oefentoets en de lesstof voor de hoofdstuktoets.