Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Leerdoelen:
Ik kan uitleggen wat de Griekse stadstaten zijn.
Ik kan uitleggen wat elke stad zelf aan rechten had.
Ik kan uitleggen waarom de Griekse stadstaten kolonies gingen stichten.
Ik kan uitleggen waarom het aantal kolonies ging dalen.
Slide 2 - Diapositive
Ontstaan van de polis=> door bergachtige landschap Griekenland geen 1 staat, maar losse stadstaten.
Rond 850 v. Chr. ontstaan steden die elk een zelfstandige staat is met omliggende landbouwgebieden=> stadstaten met eigen regels, bestuur, rechtspraak en munten.
De adel had de macht, burgers hadden wel inspraak.
Veel inwoners stadstaten zijn boer.
Vanaf 800 v. Chr. sterke groei bevolking
gevolg: hongersnood.
oplossing: kolonisatie.
Akropolis= hoge berg. Vaak een plaats waar burgers zich terug konden trekken bij gevaar.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Kolonies: Griekse stadstaten gesticht buiten Griekenland voor landbouwproducten naar moedersteden.
Tussen 750-550 v. Chr. netwerk van Griekse kolonies rond Middellandse Zee => als kikkers rond een waterpoel (plato) en aan de kusten van de Zwarte Zee.
Griekse kolonies als moderne steden: Marseille-Massalia, Napels-Neapolis, Syracuse.
De kolonies hielden contact met moedersteden, werden rijk en machtig van al het graan dat zij verhandelden met de moedersteden in Griekenland.
Slide 5 - Diapositive
Minder kolonies
Kolonisatie minder nodig en moeilijker door:
de kolonies leverden heel veel graan.
Vanaf 550 v. Chr. kwamen de rijken van Carthago, Etrusken en Perzië op als concurrenten van de Grieken.
Slide 6 - Diapositive
Leg uit welk begrip bij deze afbeelding past en waarom deze nodig waren.
Slide 7 - Diapositive
Schrijf op je wisbordje 3 dingen die je vandaag hebt geleerd, wat je nog niet snapt.
Mag: maken succescriteria, samenvatting/woordweb par. 2.2.
Niet af dan maak je het thuis verder af.
Slide 9 - Diapositive
Schrijf op je wisbordje 3 dingen die je nog weet van de vorige les.
timer
1:00
Slide 10 - Diapositive
Leerdoelen:
Ik kan uitleggen waarom Griekenland wel een culturele eenheid was, maar juist geen politieke eenheid.
Ik kan uitleggen welke rol de handel speelde in de culturele eenheid.
Slide 11 - Diapositive
Politiek verdeeld, cultureel verenigd.
Politiek verdeeld: De stadstaten waren zelfstandig met hun eigen wetten en bestuur, overheersing door andere poleis was voor het ergste wat kon gebeuren. Daarom veel oorlogen tussen de stadstaten.
Culturele eenheid=> alle Grieken hebben dezelfde cultuur. Spraken dezelfde taal, hadden dezelfde mythen, goden. Deden mee aan allerlei spelen zoals de Olympische Spelen.
Slide 12 - Diapositive
Rol van de handel bij de culturele eenheid
Handel zorgde voor de culturele eenheid=> Grieken handelden over de hele Middellandse Zee en wisselden zo kennis, /gewoontes contacten en culturele ervaringen uit met verschillende volken.
Grieken leerden van de Feniciërs het alfabet, van de Lydiërs het gebruik van munten.
Slide 13 - Diapositive
Vaardigheid oorzaken en gevolgen
Om de geschiedenis goed te kunnen begrijpen, willen we weten waardoor dingen gebeurd of veranderd zijn en wat de gebeurtenissen met elkaar te maken hebben. Dit noemen we verklaren.
Oorzaak: geeft aan waarom of waardoor iets gebeurt.
Gevolg: wat er gebeurt nadat de gebeurtenis (oorzaak) heeft plaatsgevonden.
Slide 14 - Diapositive
Combineer de juiste oorzaken en gevolgen met elkaar
A: Ik klets voor de 3e keer tijdens de uitleg
B: Bevolking Griekse stadstaten groeit snel
C: Grieken nemen alfabet over van de Feniciërs
1: Hongersnood
2: Grieken konden nu makkelijker handelen
3: Ik krijg strafwerk.
Slide 15 - Diapositive
Schrijf op je wisbordje 3 dingen die je vandaag hebt geleerd, of wat je nog niet snapt.
Klaar met schrijven! Leg je bordje op de hoek van je tafel. Ga dan verder met je huiswerk.
Slide 16 - Diapositive
Huiswerk
Aan het einde van deze les afhebben online werkboek par. 2.2: 18, 20, 21, 25, 26, 27, 28.
Mag: maken succescriteria, samenvatting/woordweb par. 2.2.