3,4 Atoommassa en molaire massa

3.5 - Atoommassa en molaire massa
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3.5 - Atoommassa en molaire massa

Slide 1 - Diapositive

De atoommassa

Bij scheikunde werken we vaak met u om de massa aan te geven. 

1 u = 1,66 x 10-27 kg.

Bv. waterstof = 1u, zuurstof = 16u, stikstof = 12u (zie Periodiek Systeem)

Slide 2 - Diapositive

De molecuulmassa
Met behulp van de atoommassa's kun je de 
molecuulmassa uitrekenen. 

Bv. water =
2 x H = 2u
1 x O = 16 u
Totaal 18 u totaal. 

Slide 3 - Diapositive

De mol
Atomen en moleculen zijn veel te klein om te wegen. We rekenen daarom bij scheikunde met de hoeveelheid mol.

De mol is een hoeveelheid. Eén mol is 6,02 x 1023 deeltjes.
 Dat gekke getal heet het Getal van Avogadro. (getal van Avocado)

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent een dozijn eieren?
A
6 eieren
B
8 eieren
C
10 eieren
D
12 eieren

Slide 5 - Quiz

De mol en een dozijn
Een dozijn betekent 12, Een dozijn eieren zijn dus 12 eieren. Een dozijn leerlingen zijn 12 leerlingen. Een dozijn euro's kun je veel ijs van kopen.

Een mol betekent 6,02 x 1023 deeltjes. Het geeft dus een hoeveelheid aan. Bij iedere stof weegt 1 mol anders. 

Slide 6 - Diapositive

Dus 1 mol zijn 6.023 x 1023 deeltjes. 
Als je 6.023 x 1023 deeltjes O hebt, dan weegt dat 16 gram (namelijk hetzelfde als u). Dus 1 mol O weegt 16 gram
Als je 6.023 x 1023 deeltjes H hebt, dan weegt dat 1 gram. Dus 1 mol H weegt 1 gram. 

Slide 7 - Diapositive

Rekenschema's 

Omrekenen van aantal mol naar aantal deeltjes

N = n x NA
N = aantal deeltjes
n = aantal mol
NA = getal van Avogadro 

Slide 8 - Diapositive

Bijvoorbeeld
Bereken hoeveel  moleculen aanwezig zijn in 4,5 mol water.
Gegevens:  
n (aantal mol) = 4,5
NA = 6.02 x 1023
N = ? 
N = n x NA


Slide 9 - Diapositive

Wat is het antwoord?

Slide 10 - Question ouverte

We zijn er nog niet...
Maar we gaan eerst oefenen: 
Maken 2 t/m 7
Gebruik de formule uit uit deze presentatie (zie ook blz 151 en 153 ) 

Slide 11 - Diapositive