herhaling ontleden pv ow wg

Wat is het ow?
Aan wie heeft hij een euro gegeven?
A
Aan wie
B
hij
C
een euro
D
heeft gegeven
1 / 10
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is het ow?
Aan wie heeft hij een euro gegeven?
A
Aan wie
B
hij
C
een euro
D
heeft gegeven

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

"Hij repareert zijn fiets." Wat is het OW?
A
zijn fiets
B
hij
C
repareert

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

onderwerp (ow)
Welke vraag stel je om ow te vinden?
A
Wie (wat) + w.gezegde?
B
Wat (wie) + wg + ow?
C
Wat is het onderwerp van deze zin?
D
Over wie gaat het?

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?
A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

Doet het ow iets of wordt/is het ow iets?
A
Het ow doet iets
B
Het ow wordt/is iets

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het ow?
De frietjes waren lekker.
A
frietjes
B
de frietjes
C
waren
D
lekker

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is de "pv"?
A
persoonsvorm
B
persoonlijke vorm
C
personeelsvereniging
D
papieren versie

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een pv altijd?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Dat heb je al heel vaak gezegd.'
werkwoordelijk gezegde =
A
heb
B
je
C
heel vaak
D
heb gezegd

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een gezegde?
A
Alle personen in de zin
B
het werkwoord bij de persoon
C
alle werkwoorden in de zin

Slide 10 - Quiz

BELANGRIJK!!