Rekenen 5.3

Rekenen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Rekenen

Slide 1 - Diapositive

Op welke dag verkoopt de bakker de meeste broodjes?
Maandag
235
367
Dinsdag
280
340

Slide 2 - Diapositive

De bakker verkoopt de meeste broodjes op ...
A
Maandag
B
Dinsdag

Slide 3 - Quiz

De 602 broodjes gaan in zakken. In elke zak zitten 10 broodjes. Hoeveel zakken heeft de bakker nodig?

Slide 4 - Question ouverte

De 602 broodjes gaan uiteindelijk in karren. In elke kar passen 100 broodjes. Hoeveel karren hebben ze nodig?

Slide 5 - Question ouverte

Vul in...
... , 796, ... , ... , 793
A
795, 797, 794
B
798, 769, 794
C
794, 796, 793
D
797, 795, 794

Slide 6 - Quiz

Hoeveel broodjes samen?
150 bruine
26 witte

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel broodjes samen?
125 witte
24 kaasbroodjes

Slide 8 - Question ouverte

Hoeveel samen?
225 boterkoeken
74 eierkoeken

Slide 9 - Question ouverte

Hoeveel koeken samen?
210 zandkoekjes
89 spritsen

Slide 10 - Question ouverte

Er is lunch op school!
                Hoeveel personen 
              ontbijten op school?
Groep
Aantal kinderen
1
22
2
23
3
27
4
26
5
32
6
33
7
26
8
29

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel kinderen ontbijten op school?


A
216
B
218
C
220
D
222

Slide 12 - Quiz

Maak een bestellijst!
Alle leerlingen eten mee.

Er is voor iedereen een krentenbol en twee broodjes.
De helft van de kinderen eet ok nog een eierkoek.

Slide 13 - Diapositive

Er zitten 218 kinderen op school.
'Er is voor iedereen een krentenbol'
Hoeveel krentenbollen moeten we bestellen?

Slide 14 - Question ouverte

Er zitten 218 kinderen op school.
'Iedereen krijgt 2 broodjes.'
Hoeveel broodjes moeten we bestellen?

Slide 15 - Question ouverte

Er zitten 218 kinderen op school.
'De helft van alle kinderen eet een eierkoek' Hoeveel eierkoeken moeten we bestellen?

Slide 16 - Question ouverte

Hoeveel broodjes en koeken bestellen we?
109 + 436 + 218 =

Slide 17 - Question ouverte

De school heeft 218 leerlingen.
De helft van de kinderen drinkt melk.
Hoeveel kinderen zijn dat?

Slide 18 - Question ouverte

Van de overige 109 kinderen nemen 13 kinderen zelf drinken mee. De rest drinkt thee. Hoeveel kinderen drinken thee?

Slide 19 - Question ouverte

Hoeveel munten van 5 cent zitten er in een euro?
A
35
B
24
C
20
D
15

Slide 20 - Quiz

Hoeveel munten van 10 cent zitten er in een euro?
A
10
B
12
C
17
D
13

Slide 21 - Quiz

Hoeveel munten van 20 cent passen er in 1 euro?
A
10
B
8
C
5
D
4

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive