H6 Productie en markt

H6 Productie en markt
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

H6 Productie en markt

Slide 1 - Diapositive

Maandag 17 maart
  • Introductie H6 
  • Maken opdracht: 4, 5, 10 en 13
     Niet af --> Huiswerk voor vrijdag 21 maart

Slide 2 - Diapositive

Productiefactoren  
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 3 - Diapositive

Er zijn vier productiefactoren.
Noem bij een wok restaurant een voorbeeld van de productiefactor ondernemerschap

Slide 4 - Question ouverte

Natuur is een productiefactor. Geef een voorbeeld van de productiefactor natuur.

Slide 5 - Question ouverte

Toegevoegde waarde = €0,55
Toegevoegde waarde = €0,20
Toegevoegde waarde = €0,25
Toegevoegde waarde = €0,65
Bedrijfskolom
en Toegevoegde waarde

Slide 6 - Diapositive

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief

Slide 7 - Diapositive

Afschrijvingen
  • Waardevermindering van je kapitaalgoederen is de afschrijving.
  • Kapitaalgoederen moet je na een bepaalde tijd vervangen en dan kan je ze vaak nog verkopen, dit is dan de restwaarde.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Vrijdag 21 maart
- Boeken en rekenmachine check
- Herhaling productiefactoren KANO
- Afschrijving berekenen
- Starten met paragraaf 6.2
- Maken opdracht 2, 3 en 4 van paragraaf 6.2 
(huiswerk voor de volgende les)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Verkoopprijs
Het bedrag dat je bij de inkoopprijs optelt -> brutowinstopslag
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Je koopt schoenen in voor € 45 en verkoopt ze met een brutowinstopslag van 95%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 14 - Diapositive

De inkoopprijs van een armband is €3,50.
De brutowinstopslag is 70%.
Bereken de verkoopprijs.

Slide 15 - Question ouverte

De inkoopprijs van een doos lego is €35,40 de brutowinstopslag is 26% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs.

Slide 16 - Question ouverte

Maandag 24 maart
- Herhaling verkoopprijs berekenen
- Bespreken opdracht 3 & 4
- BTW berekenen

Slide 17 - Diapositive

De inkoopprijs van een fiets is €110. De brutowinstopslag is 30% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Consumentenprijs
Verkoopprijs + btw = consumentenprijs

9% btw
21% btw

Slide 21 - Diapositive

Kassabon
De BTW is 21%

Je betaalt hier € 1,73 
aan BTW

Belasting
Toegevoegde Waarde

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Vrijdag 28 maart
- Controleren boeken, rekenmachines 
- Herhaling rekenen met BTW
- Afzet, omzet, brutowinst en nettowinst
- Opdracht 9, 10 en 11
- Rekenopdracht: 10, 11 en 12

Slide 25 - Diapositive

Omzet berekenen
Afzet x verkoopprijs = omzet

Afzet: aantal verkochte producten


Slide 26 - Diapositive

Formules  
Omzet = Afzet * Verkoopprijs
Inkoopwaarde = Afzet * Inkoopprijs
Brutowinst = Omzet – Inkoopwaarde omzet 
Nettowinst = Brutowinst - Bedrijfskosten

Slide 27 - Diapositive

Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 28 - Diapositive

Bij de ijssalon zijn er op zondag 150 ijsjes verkocht.
Hoeveel is de afzet die dag?

Slide 29 - Question ouverte

Een scooterfabriek verkoop 2560 scooters per jaar. De verkoopprijs is €785.
1) Wat is de afzet?
2) Wat is de omzet?

Slide 30 - Question ouverte

De gemiddelde verkoopprijs van een kledingstuk is € 37. Afgelopen maand was de omzet € 46.250
Bereken de afzet van die maand.

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Maandag 31 maart
- Controleren boeken en rekenmachines
- Herhaling afzet, omzet, winst
- Maken opdracht 1 t/m 8 --> huiswerk voor vrijdag

Klaar? Rekenopdracht 20, 21 en 22

Slide 33 - Diapositive

Abstracte- of concrete markt

Slide 34 - Diapositive

Wet van vraag en aanbod

Slide 35 - Diapositive

Je kunt uitleggen hoe de wet van vraag en aanbod werkt.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Vrijdag 4 april

- Marktaandeel berekenen
- Uitleg eerste deel 6.4
- Maken paragraaf 6.4 opdracht 1 t/m 7

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Vaste kosten
Vaste kosten zijn kosten die gelijk blijven, ook als je meer of minder produceert.

  • Huur pand 
  • Personeel
  • Marketingkosten
  • Abonnementen



Slide 41 - Diapositive

Variabele kosten
Variabele kosten hebben een direct verband met de productie. Deze kosten veranderen met de productieomvang. 

Hoe meer producten je maakt, hoe hoger de totale variabele kosten worden.

Slide 42 - Diapositive

Productiecapaciteit
Maximale hoeveelheid die een bedrijf kan producten. Afhankelijk van: aantal werknemers, aantal uren die zij werken, aantal kapitaalgoederen. 

Slide 43 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit verhogen

  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling
  • Prestatieloon
  • Scholing
  • Arbeidsomstandigheden

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Maandag 7 april
- Afronden paragraaf 8.4
- Oefenopgaven maken

Slide 46 - Diapositive