Les 2 Inslag

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. Terugblik vorige les (10 min)
  2. Lesdoelen (5 min)
  3. Theorie (35 min)
  4. Pauze (15 min)
  5. Controlevragen (10 min)
  6. Inoefening (werkvorm) (30 min)
  7. Afsluiting/vooruitblik (10 min)

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
  • Verkoopopbrengst
  • Omzet
  • Afzet
  • Kosten
  • BTW
  • Bruto-omzet
  • Netto-omzet

Slide 3 - Diapositive

Welke ingrediënten heb je nodig voor het bereiden van jouw favoriete gerecht?

Slide 4 - Question ouverte

Leerdoelen

Aan het einde van de les:

1. Kun je het begrip inslag uitleggen.

2. Ben je op de hoogte van de effect van inslag.

3. Kun je voorbeelden van inslag Food, inslag Drinks en inslag non-food geven.

4. Kun je door middel van een verhoudingstabel uitrekenen wat een product in een andere hoeveelheid kost.

Slide 5 - Diapositive

Inkoop en inslag

Inkoop = alles wat ingekocht is (de voorraad).

Inslag = alles wat verbruikt is (er is dus nog een eindvoorraad/stock).


Deze termen vaak door
elkaar gebruikt.

Slide 6 - Diapositive

Begrip inslag

Het begrip inslag kan het beste worden omschreven als: 


De inkoopwaarde van de

verkochte producten

Slide 7 - Diapositive

Inslag berekenen

In een horecaonderneming komt het (regelmatig) voor dat verbruikte grondstoffen niet verkocht zijn.

Voorbeelden hiervan zijn: grondstoffen voor personeelsmaaltijden, een kok die een glas cola drinkt, de pepermuntjes die bij de rekening gelegd worden.

Grondstoffenverbruik dat niet tot verkoop heeft geleid, wordt credits genoemd.




Slide 8 - Diapositive

Inslag berekenen

De inslag wordt als volgt berekend:


Grondstoffenverbruik - credits = inslag


Dit wordt berekend in procenten of

in bedragen




Slide 9 - Diapositive

Inslag Food
Voorbeeld:        Omzet                      8000,-
                                Inslag                       2000,-
                                Bruto winst            6000,-

Inslag (2000)   :   Omzet (8000)   x    100 %    =   25 %

Inslag = 25 % van de omzet

Slide 10 - Diapositive

Inslag Drinks
Voorbeeld:        Omzet                      11500,-
                                Inslag                       3500,-
                                Bruto winst            8000,-

Inslag (3500)   :   Omzet (11500)   x    100 %    =   30 %

Inslag = 30 % van de omzet

Slide 11 - Diapositive

Inslag Non Food
Voorbeeld:        Omzet                      12000,-
                                Inslag                       1100,-
                                Bruto winst            10900,-

Inslag (1100)   :   Omzet (12000)   x    100 %    =   9 %

Inslag = 9 % van de omzet

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Inslagfactor

Wanneer je de inslag kosten weet kun je hier een vermenigvuldigingsfactor (ook wel inslagfactor genoemd) op loslaten om zo de kaartprijs te bepalen.


Meer hierover in les 5

over kostprijsfiche. 

Slide 14 - Diapositive

Wat is een ander woord voor de voorraad?
A
Inkoop
B
Verkoop
C
Inslag
D
Uitslag

Slide 15 - Quiz

Hoe noemen we alles wat er aan grondstoffen verbruikt is?
A
Inkoop
B
Verkoop
C
Inslag
D
Uitslag

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we het grondstoffenverbruik dat niet tot verkoop heeft geleid?
A
Verlies
B
Credits
C
Derving
D
Voorraad

Slide 17 - Quiz

Hoe kun je het inslagpercentage berekenen?
A
Inslag x Omzet : 100 %
B
Omzet : Inslag x 100 %
C
Omzet x Inslag : 100 %
D
Inslag : Omzet x 100 %

Slide 18 - Quiz

Werkblad verhoudingen

Reken in groepjes van 2 de prijs uit

van de producten in een andere

hoeveelheid.


Bijvoorbeeld:

1 kilo tomaten kost € 2,40.

Wat kost 200 gram?

timer
20:00

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk

Maken:


  • Boek: Financieel management
  • H 2 Inslag
  • Opdrachten: 1 t/m 18



Slide 20 - Diapositive

Evaluatie leerdoelen

Aan het einde van de les:

1. Kun je het begrip inslag uitleggen.

2. Ben je op de hoogte van de effect van inslag.

3. Kun je voorbeelden van inslag Food, inslag Drinks en inslag non-food geven.

4. Kun je door middel van een verhoudingstabel uitrekenen wat een product in een andere hoeveelheid kost.


Slide 21 - Diapositive

Vooruitblik op de volgende les

- Wanneer is de eerst volgende

   theorieles?


- Boek: Financieel management


- H 3 Winst

Slide 22 - Diapositive