Les 7. 3.8

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

Slide 1 - Diapositive

Planning

Slide 2 - Diapositive

Deze les:
- Terugblik 3.7
- Uitleg LessonUp met leerdoelen 3.8
- Zelfstandig werken aan leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Eiwitsynthese
Is de DNA streng hiernaast de coderende of matrijsstreng?

Hoe weet je waar de code van een eiwit in het DNA begint/eindigt?

Slide 4 - Diapositive

Welke streng is dan het gen?
We hebben twee strengen DNA. Deze zijn verschillend van elkaar en dus krijg je andere aminozuren. De coderende streng bevat het gen. De matrijsstreng staat daar tegenover en bevat dus niet het gen

Slide 5 - Diapositive

Noteer hier de RNA code van het startcodon en het stopcodon

Slide 6 - Question ouverte

(T2, 3p)Een stuk DNA heeft een matrijsstreng van de volgende code ATGCCAATT.
1. Welke coderende streng hoort hierbij?
2. Welke RNA code hoort hierbij?
3. En welke aminozuren?

Slide 7 - Question ouverte

Bij sommige insecten is 15% van het genetisch materiaal hoog repetitief. Dat wil zeggen dat een stuk genetische code steeds maar weer terugkeert.
Zo komt er in de coderende streng van het genoom een lang stuk voor waarin vele malen de basevolgorde ATAA achter elkaar geplakt is.

Voor maximaal hoeveel verschillende aminozuren codeert dit repetitieve materiaal? Leg je antwoord uit (I, 3p)

Slide 8 - Question ouverte

Translatie
Met behulp van de code op het mRNA bevestigd tRNA de aminozuren

tRNA heeft dus de anticodon ten opzichte van mRNA

U-A
G-C

Dit gebeurt allemaal in de ribosomen in een cel

Slide 9 - Diapositive

Wat zou de anticodon van het tRNA zijn bij glutamine en glutaminezuur

Slide 10 - Question ouverte

Doel
Je kunt beredeneren hoe omgeving en DNA samen de vorm en functie van cellen en organismen bepalen door genregulatie

Je kunt uitleggen hoe erfelijk eigenschappen op het DNA liggen.

Slide 11 - Diapositive

typen DNA
structuurgenen: bevatten code voor een eiwit

regulatorgenen: beïnvloed de expressie van andere genen 

niet-coderend DNA: bevat geen code voor eiwitten (95%)

Slide 12 - Diapositive

Samengevat
  1. Een gen komt tot expressie op het moment dat de DNA-code van dat gen gebruikt wordt om een eiwit te maken
  2. Ontwikkeling, Cel-differentiatie en cel-activiteit verschillen door expressie van verschillende genen in verschillende celtypen. 
  3. Welke genen tot expressie komen wordt bepaald door signalen in of buiten de cel.

Slide 13 - Diapositive

Epigenetica
code gelijk, expressie veranderd door epigenetische factoren

bv blokkering transcriptie door methylering 
(het koppelen van CH3 aan een nucleotide)

soms erfelijk, meestal niet


Slide 14 - Diapositive

Doelen
Je weet wat een genoom is en kunt uitleggen hoe dit kan veranderen door toevallige mutaties of menselijk ingrijpen.

Je kent mogelijke oorzaken en gevolgen van mutaties

Je kent een aantal toepassingsmogelijkheden van genetische modificatie.

Slide 15 - Diapositive

Genoom
alle genen op alle 46 chromosomen samen

Slide 16 - Diapositive

mutatie
wijziging in genetische informatie t.o.v. normaal

positief: nieuwe eigenschap
negatief: ziekte / dood
neutraal: geen effect

door: mutagene stof / straling

Slide 17 - Diapositive

Het syndroom van Down
genoommutatie:
aantal chromosomen anders

Slide 18 - Diapositive

chromosoom
mutaties

Slide 19 - Diapositive

gen
mutatie

Slide 20 - Diapositive

leg uit waardoor in een gen het verwijderen van één base meer effect heeft dan het wijzigen van een base in het DNA.

Slide 21 - Question ouverte

Genetische ziektes

Waarom zijn genetische ziektes zo moeilijk te voorkomen?

Waarom zijn genetische ziektes zo moeilijk te genezen?


Slide 22 - Diapositive

Diabetes type I
Patiënten produceren zelf geen insuline

Vroeger werd dit uit de alvleesklier van (overleden) varkens gehaald. 

Nadelen?

Slide 23 - Diapositive

Insuline productie
Insuline wordt tegenwoordig geproduceerd door bacteriën.

Hiervoor is een plasmide met een menselijk insuline gen geplaatst in een bacterie

Slide 24 - Diapositive

Genetische modificatie

Een kunstmatige verandering in het DNA van een organisme

Als het nieuwe gen van een ander organisme afkomstig is dan noem je het gemodificeerde organisme transgeen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Voedseltekorten
Door gebruik te maken van genetische modificatie kan voedsel veel grootschaliger verbouwd worden.

Gouden rijst bevat een gen voor vitamine a. 

Gevolgen?

Slide 27 - Diapositive

gentherapie: modificatie menselijk DNA mbv virussen

Slide 28 - Diapositive

cellen kloneren
geproduceerde antistoffen worden gebruikt voor inentingen (oa rabiës)
(niet vaccins!)

of voor bloedonderzoek (diagnose)

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Huiswerk
Basiskennisvragen 3.8

Uitwerken leerdoelen deze LessenUp

Slide 31 - Diapositive