herhaling hfd 7

herhalen hfd 7
De Rol van de Overheid in Sociale Voorzieningen en Verzekeringen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

herhalen hfd 7
De Rol van de Overheid in Sociale Voorzieningen en Verzekeringen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van de Les
Aan het einde van deze les zul je weten wat de overheid doet in termen van sociale voorzieningen, volksverzekeringen, werknemersverzekeringen, de collectieve sector, privatisering, draagkrachtbeginsel, miljoenennota, staatsschuld en vennootschapsbelasting.

Slide 2 - Diapositive

Geef een korte introductie over de les en de leerdoelen.
Wat weet je al over de rol van de overheid in sociale voorzieningen en verzekeringen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is Sociale Voorziening?
Sociale voorzieningen zijn financiële of materiële hulpbronnen die de overheid biedt aan mensen die niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit wat sociale voorzieningen zijn en geef voorbeelden.
Wat is het doel van bijstand?
A
Het bieden van gratis voedsel aan mensen met weinig inkomen
B
Het bieden van gratis onderwijs aan mensen van alle leeftijden
C
Het bieden van gratis gezondheidszorg aan mensen van alle leeftijden
D
Het bieden van financiële ondersteuning aan mensen met weinig inkomen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn Volksverzekeringen?
Volksverzekeringen zijn verplichte verzekeringen die de overheid aanbiedt aan alle burgers om hen te beschermen tegen risico's zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom.

Slide 6 - Diapositive

Leg uit wat volksverzekeringen zijn en geef voorbeelden.
Vanaf welke leeftijd ontvangt men AOW in Nederland?
A
67
B
65
C
70
D
60

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke volksverzekering biedt een uitkering bij overlijden van de partner?
A
ANW
B
Wlz
C
AOW
D
Zvw

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het solidariteitsbeginsel in de Nederlandse sociale zekerheid?
A
Mensen met meer inkomen betalen minder premie
B
Mensen met meer inkomen betalen meer premie
C
Premies worden alleen betaald door werkgevers
D
Iedereen betaalt dezelfde premie

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn Werknemersverzekeringen?
Werknemersverzekeringen zijn verzekeringen die werkgevers verplicht zijn aan te bieden om werknemers te beschermen tegen risico's zoals werkloosheid en arbeidsongeschiktheid.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit wat werknemersverzekeringen zijn en geef voorbeelden.
Wat is de Collectieve Sector?
De collectieve sector is het deel van de economie dat wordt gecontroleerd en gefinancierd door de overheid, zoals openbare scholen en ziekenhuizen.

Slide 11 - Diapositive

Leg uit wat de collectieve sector is en geef voorbeelden.
Wat zijn gemeentelijke belastingen?
A
Belastingen die door individuele consumenten worden geheven.
B
Belastingen die door bedrijven worden geheven.
C
Belastingen die door de overheid als geheel worden geheven.
D
Belastingen die door gemeenten worden geheven.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom levert de overheid collectieve goederen?
A
Omdat bedrijven deze goederen niet kunnen produceren.
B
Omdat markten deze goederen niet efficiënt leveren.
C
Omdat individuele consumenten deze goederen niet nodig hebben.
D
Omdat de overheid deze goederen zelf nodig heeft.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de collectieve sector?
A
De sector waarin non-profit organisaties werken.
B
De sector waarin individuele consumenten werken.
C
De sector waarin bedrijven werken.
D
De sector waarin de overheid werkt.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn collectieve goederen?
A
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor bedrijven.
B
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor de overheid.
C
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor individuele consumenten.
D
Goederen die niemand kan uitsluiten van gebruik.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een nadeel van privatisering van publieke diensten?
A
Meer keuzevrijheid voor de consument.
B
Minder controle over de kwaliteit van de dienstverlening.
C
Meer concurrentie tussen bedrijven.
D
Meer innovatie en efficiëntie.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is Privatisering?
Privatisering is het proces waarbij de overheid de controle over staatsbedrijven en -diensten overdraagt aan de particuliere sector.

Slide 17 - Diapositive

Leg uit wat privatisering is en geef voorbeelden.
Wat is een voorbeeld van marktwerking in de zorgsector?
A
De overheid die bepaalt welke zorgverleners er zijn.
B
Zorgverzekeraars die onderling concurreren om klanten.
C
Een zorgstelsel waarbij iedereen gratis zorg krijgt.
D
Zorgverleners die in dienst zijn van de overheid.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van privatisering in Nederland?
A
De oprichting van een staatsbank.
B
De nationalisatie van de energiemarkt.
C
De verkoop van de Nederlandse Spoorwegen aan private partijen.
D
Het verhogen van de belastingen.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het Draagkrachtbeginsel?
Het draagkrachtbeginsel is het principe dat stelt dat mensen met hogere inkomens meer belasting moeten betalen dan mensen met lagere inkomens.

Slide 20 - Diapositive

Leg uit wat het draagkrachtbeginsel is en waarom het belangrijk is.
Wat is de Miljoenennota?
De Miljoenennota is een jaarlijkse verklaring van de regering over de staat van de economie en de plannen voor overheidsuitgaven en -inkomsten voor het komende jaar.

Slide 21 - Diapositive

Leg uit wat de Miljoenennota is en waarom het belangrijk is.
Wat is een voorbeeld van niet-belastingontvangsten?
A
Boetes en leges
B
Omzetbelasting
C
Loonbelasting
D
Inkomstenbelasting

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke belasting wordt geheven op inkomen en vermogen?
A
Indirecte belastingen
B
Accijns
C
Omzetbelasting
D
Directe belastingen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke belasting wordt geheven op producten en diensten?
A
Loonbelasting
B
Indirecte belastingen
C
Inkomstenbelasting
D
Directe belastingen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de naam van de nota die jaarlijks op Prinsjesdag wordt gepresenteerd en een samenvatting geeft van de rijksbegroting?
A
Begrotingsnota
B
Belastingnota
C
Miljoenennota
D
Financiële nota

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de naam van de begroting die jaarlijks door de regering aan de Tweede Kamer wordt aangeboden?
A
Europese begroting
B
Provinciebegroting
C
Gemeentebegroting
D
Rijksbegroting

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de Staatsschuld?
De Staatsschuld is het totale bedrag dat de overheid heeft geleend om haar uitgaven te financieren en dat nog moet worden terugbetaald.

Slide 27 - Diapositive

Leg uit wat de Staatsschuld is en waarom het belangrijk is.
Wat zijn mogelijkheden om staatsschuld te verminderen?
A
Bezuinigen, belastingen verhogen, economische groei
B
Meer geld lenen, subsidies verhogen, defensiebudget verhogen
C
Meer geld uitgeven, belastingen verlagen, economische groei
D
Bezuinigen, belastingen verlagen, economische krimp

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is begrotingstekort?
A
Als de overheid minder geld uitgeeft dan er binnenkomt
B
Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt
C
Als de overheid evenveel geld uitgeeft als er binnenkomt
D
Als de overheid geld overhoudt aan het einde van het jaar

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 30 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 31 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 32 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Wat is staatsschuld?
A
Het bedrag waarvoor de overheid jaarlijks geld leent
B
Het bedrag dat de overheid in kas heeft
C
Het totaalbedrag aan schulden van de overheid
D
Het bedrag dat de overheid op de bank heeft

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions