Les 8: Hofcultuur: Renaissance: theater

Renaissance
theater en dans 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Renaissance
theater en dans 

Slide 1 - Diapositive

 Theater in Italië
Voorbereiding: 
je hebt pagina 40 t/m 45 van je boek gelezen voor de les en de stof verwerkt in je samenvatting.

Slide 2 - Diapositive

Wat vooraf ging...
  • Grieken: tragedies / komedies
  • Romeins theater
  • .......
  • Middeleeuwen: theater leeft weer op in de kerk
  • Verplaatst naar buiten: passie- en mysteriespelen 

Slide 3 - Diapositive

Zoektocht naar de klassieke uitvoering
Theater op straat:
Commedia Dell'Arte

Slide 4 - Diapositive

6

Slide 5 - Vidéo

Theatro Olympico
(p. 28)
Grieks theater
(p. 15)
Kijk en Vergelijk
De reanaissance theaters waren gebaseerd op de klassieke theaters zoals beschreven door Serlio op basis van de geschriften van Vitruvius. 

Slide 6 - Diapositive

Noem 2 grote verschillen tussen het griekse theatergebouw en het Teatro Olimpico

Slide 7 - Question ouverte

01:00-01:09
Middeleeuwen werden gekenmerkt door de mysterie-, passie en mirakelspelen.

Slide 8 - Diapositive

02:33-02:37
Nieuw! Theater naar binnen halen!

Slide 9 - Diapositive

02:48
Wat was nog meer nieuw?
A
Klassieke stukken in de moderne tijd plaatsen.
B
Stukken schrijven in eigen beheer.
C
Kerkelijke stukken in de eigen taal ipv Latijn
D
Klassieke stukken in de eigen taal ipv latijn

Slide 10 - Quiz

04:00
Waarom zag de gewone man zelden een erudiete komedie?

Slide 11 - Question ouverte

06:14
Noem 3 voorbeelden van theatervormgeving die in de renaissance nieuw waren of hernieuwd werden.

Slide 12 - Question ouverte

07:34
Leg in je eigen woorden uit wat Commedia dell'Arte is.

Slide 13 - Question ouverte

Commedia Dell'Arte
Commedia Dell'Arte is komisch volkstoneel dat ontstaat uit het reizende theater op straat. Commedia Dell'Arte bestaat uit geïmproviseerd (groot!) spel rondom een vaste rode draad met vaste karakters onderbroken door lazzi

Voor het eerst vrouwen op het toneel!

Slide 14 - Diapositive

Wie is wie? 

Slide 15 - Diapositive

Het succes van de vaste types binnen de commedia dell'arte heeft alles te maken met de voorspelbare karakters. Leg uit waarom dit bij het publiek zo populair is.

Slide 16 - Question ouverte

Lazzi zijn komische, vaak acrobatische tussenscènes

Slide 17 - Diapositive

5/12 zelfstandig werken
1. Werk de de rest van deze les zelfstandig door. Bekijk de filmpjes (belangrijk!!!) en beantwoord de vragen. 

2. Klaar? Controleer je huiswerk (antwoorden op It's Learning - bronnen - antwoorden). Of wissel uit met iemand en controleer elkaars werk. 

3. Begin vast aan je huiswerk: maken vragenblok 4 blok 5 (hofballet) en afmaken LessonUp slide 20 t/m 28

Slide 18 - Diapositive

Bekijk het filmpje op de volgende dia. Noem 2 kenmerken van de commedia dell'arte op het gebied van spel (S) en 1 kenmerk op gebied van vormgeving (V).

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Benoem 2 kenmerk van de commedia dell'Arte op spelgebied (S) en 1 kenmerk op gebied van vormgeving (V)

Slide 21 - Question ouverte

Elizabethaans theater

Slide 22 - Diapositive

Kenmerken Engels theater 16e en 17e eeuw
- Vaste theaters i.p.v rondreizend.

- Theater is voor alle lagen van de bevolking.

- Gezelschappen worden beschermd door de adel.

- Gezelschappen hebben hun eigen theatergebouw (vaak buiten de stad).

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

William Shakespeare
  • Eerste moderne toneelschrijver:
         - geen herhaling van de klassieken, eigen stukken
         - stukken niet gebaseerd op religieuze verhalen
         - tijdloze, universele thema's: menselijk
  • Hij schreef tragedies, komedies, historiestukken, romantische drama's
  • Shakespeare had grote invloed op de Engelse taal
  • Personages zijn gelaagd, niet alleen goed of slecht. Emoties / thema's als macht, afgunst,  achterbaksheid, verleiding, twijfel, waanzin, hartstocht.
  • Hij streefde naar natuurlijk spel.


Slide 25 - Diapositive

Shakespeare: nog steeds modern
- Nog steeds veel gespeeld vanwege tijdloze thema's
- Veel adaptaties (bewerkingen)
                                      

                                       =     

West side story
Romeo en Julia

10 things I hate about you
Het temmen van de feeks

enz. enz. 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Waarom passen improviserende toneelspelers niet meer bij het type toneelstukken dat Shakespeare schrijft?

Slide 28 - Question ouverte

Noem 2 dingen die Shakespeare niet wil zien/horen bij het spel van de acteurs.

Slide 29 - Question ouverte

FEITJE
Justin Bieber was een van de eersten die het woord swag gebruikte in onze tijd.

Shakespeare was hem echter 4 eeuwen voor:
'Swagger' = op een uitdagende manier rondlopen

Slide 30 - Diapositive

Renaissance: dans

Slide 31 - Diapositive

Hofdans: gezelschapsdans
  • Uitgevoerd tijdens intermezzi: tussen de dinergangen door. 
  • Sociale aspect belangrijk: ontmoeten, beleefdheid, plezier, flirten.
  • Suite: reeks dansen, vaak van rustig naar druk.
    Alle dansen hebben eigen tempo en maatsoort. 
  • Voorbeelden : 
- basse danse (langzaam, statig, zonder sprongen)



- volta (wilde dans, sprongen, vrouw wordt opgetild)
- verder: moresca, saltarello, pavane, gaillarde.
Volta uit 'Elisabeth'

Slide 32 - Diapositive

Hofdans: theatrale dans
  • Soms richting totaaltheater (voorloper van opera): 
  • Hovelingen dansen zelf, naast beroepsdansers. Technisch niet heel hoogstaand (beperkt door kleding / schoenen), 
    maar dansniveau wordt met de tijd hoger.
  • Kunnen dansen = statusverhogend!
  • Figuurdans (theaterdans): patronen over de
    vloer, goed te zien door de vorst (die hoog zit).
    Ook 'balletti' genoemd. 
Figuurdans

Slide 33 - Diapositive

5/12 zelfstandig werken

2. Klaar? Controleer je huiswerk (antwoorden op It's Learning - bronnen - antwoorden). Of wissel uit met iemand en controleer elkaars werk. 

3. Begin vast aan je huiswerk: maken vragenblok 4 blok 5 (hofballet)

Slide 34 - Diapositive