Les Hfdst. §18.2.6 t/m 18.2.7

Hfdst. 18 Misdrijven tegen de ambtenaar.
Deze les §18.2.6 t/m 18.2.7
  • Herhalingsvragen vorige lessen LessonUp
  • Belediging.
  • Belediging van een ambtenaar.


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Handhaving toezicht en veiligheidBOAMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hfdst. 18 Misdrijven tegen de ambtenaar.
Deze les §18.2.6 t/m 18.2.7
  • Herhalingsvragen vorige lessen LessonUp
  • Belediging.
  • Belediging van een ambtenaar.


Slide 1 - Diapositive

Wat is het juiste antwoord m.b.t. de misdrijven ambtsdwang en wederspannigheid/verzet?
A
Bij ambtsdwang kan sprake zijn van geweld en bij wederspannigheid niet
B
Er is eigenlijk geen verschil. Er is sprake van eendaadse samenloop.
C
Bij ambtsdwang verricht de ambtenaar nog geen handelingen en bij wederspannigheid wel.
D
Als een man een verdachte uit de handen van de OA trekt is er sparke van ambtsdwang.

Slide 2 - Quiz

wederspannigheid/verzet kan ook tegen een burger gepleegd worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Een man wordt staande gehouden in zijn auto voor een verkeerscontrole. Hij heeft een vuurwapen in de kofferbak liggen. De man zegt tegen de OA: "Als je mijn auto doorzoekt, dan weet ik je wel te vinden en zal ik je eens op je donder geven"
Er is hier sprake van:
A
Bedreiging
B
Beletten
C
Belemmering
D
Ambtsdwang

Slide 4 - Quiz

Onder bemoeilijken zoals omschreven in Art. 184 WvSr. wordt bedoelt;
A
Het beletten, belemmeren of verijdelen van een handeling.
B
Het beletten, belemmeren of verijdelen van een ondernomen bevoegdheid.
C
Het beletten, belemmeren of voorkomen van een ondernomen bevoegdheid.
D
A, B en C zijn alledrie niet juist.

Slide 5 - Quiz

Opschudding veroorzaken is
A
Op zich niet strafbaar. Stilte verstoren mag gewoon.
B
Altijd strafbaar.
C
Strafbaar wanneer de VE zich na bevel van bevoegd gezag niet verwijdert.
D
Strafbaar. Ook wanneer de VE zich na bevel van bevoegd gezag wel verwijdert.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

18.2.6. Belediging Art. 266 WvSr.
Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie

Slide 8 - Diapositive

belediging =
Het aanranden = aantasten/ krenken van iemands eer of goede naam.

  • Eer = innerlijk eergevoel van de persoon
  • Goede naam = uiterlijke eer, de eer die iemand in de samenleving toekomt.

Slide 9 - Diapositive

Strafbare belediging op 3 manieren. 
  1. In het openbaar, mondeling, schriftelijke of afbeelding.
  2. In zijn aanwezigheid, mondeling of door feitelijkheden. Feitelijkheid → bijv. spugen, middelvinger opsteken etc.
  3. Een beledigend geschrift of afbeelding toezendt of aanbiedt.
  4. Zie ook voorbeeld casuïstiek blz. 13

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Belediging van een ambtenaar Art.267 WvSr.
De in de voorgaande artikelen van deze titel bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan:
1°. het openbaar gezag, een openbaar lichaam of een openbare instelling;
2°. een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3°. het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat.

Slide 12 - Diapositive


  • Art. 267 WvSr. is een aanvulling op art. 266 WvSr.
  • Aantasten eer of goede naam is dus ook hier van toepassing.
  • Gedurende of terzake rechtmatige uitoefening van zijn (de ambtenaar) bediening.
  • Dader moet weten dat het een ambtenaar is → Bijv. uniformdragend of legitimeren.


Slide 13 - Diapositive

Dit feit kan gepleeg worden tegen de ambtenaar;
  1. in functie = gedurende, of 
  2. niet in functie. Belediging moet terzake de rechtmatige uitoefening zijn.

  • Gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening = tijdens uitvoeren van zijn werk = in functie.
  • Terzake betekent gerelateerd aan de eerdere rechtmatige uitvoering van zijn bediening → zijn van ambtenaar + uitvoeren van de werkzaamheden = Niet in functie. 

Slide 14 - Diapositive

Ambtshalve vervolgbaar
  • "Eenvoudige belediging" op klacht vervolgbaar → absoluut klachtsmisdrijf.
  • "Belediging van een ambtenaar" is ambtshalve vervolgbaar → ongeacht de wil van de beledigde kan proces-verbaal worden opgemaakt tegen de verdachte.

Slide 15 - Diapositive

belediging BOA
  • Wanneer BOA bevoegd is voor dit feit → PV bevindingen opmaken.
  • → bewijslast is dan sterker. 
  • zeker van belang bij één op één (BOA vs VE) situatie. Zonder pv kan er een bewijsprobleem ontstaan.
  • Onderzoek wordt gedaan door andere OA → I.v.m. objectiviteit.
  • Onderzoek moet ook uitwijzen of BOA in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening was.
  • Advies om ook klacht te doen van art.266 WvSr. Mocht er geen sprake zijn van rechtmatige uitoefening van zijn bediening dan kan verdachte alsnog voor eenvoudige belediging worden vervolgd.

Slide 16 - Diapositive

Schriftelijk
Afbeelding
Feitelijkheid

Slide 17 - Question de remorquage

Twee politieagenten zijn tijdens hun dienst op voetsurveillance in een winkelstraat. Er zijn veel mensen op straat. Vanuit het niet roept een man tegen agent A; "Ik mis bij jou alleen nog de armband met een hakenkruis er op". Agent A hoort de opmerking niet, maar zijn collega agent B wel.
Wat is in deze juist?
A
Omdat agent A het zelf niet gehoord heeft kan de man niet als VE van belediging worden aangehouden.
B
Agent B vertelt tegen agent A over de opmerking. Agent A haalt zijn schouders op. Agent B houdt de VE toch aan voor belediging. De aanhouding is wetmatig
C
De opmerking is niet beledigend. De man kan niet worden aangehouden.
D
Belediging is een absoluut klachtsmisdrijf. In deze casus kan de man alleen worden aangehouden op klacht van agent A.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive