Thema 7, les 5, groep 6

Thema 7, les 5
groep 6
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 22 min

Éléments de cette leçon

Thema 7, les 5
groep 6

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent: de redacteur?
A
diegene die teksten van een krant, boek of tijdschrift nakijkt en verbetert.
B
diegene die zorgt dat de pagina's van een krant mooi en leesbaar zijn.
C
Diegene die ervoor zorgt dat beeld en tekst worden afgedrukt op papier

Slide 2 - Quiz

Welk beroep hoort hierbij?

Diegene die ervoor zorgt dat pagina's van een krant mooi en leesbaar zijn.
A
de redacteur
B
de drukker
C
de vormgever

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen aanbevelen en afraden?

Slide 4 - Question ouverte

Welk woord hoort hierbij?

Iets laten ontstaan, iets beginnen.
A
beleven
B
stichten
C
aanbevelen
D
bedwingen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: lang van stof zijn?
A
Iets heel uitgebreid vertellen.
B
Iets vertellen met heel veel expressie.
C
Het dragen van lange kleding.
D
Iets kort en bondig vertellen.

Slide 6 - Quiz

Wat vond jij een mooie belevenis?

Slide 7 - Carte mentale

Welke filmsoort is jouw favoriet en leg uit waarom.

Slide 8 - Carte mentale

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord.

Het boek vertelt over een tweeling
Het is een prachtige ...

Slide 9 - Question ouverte

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord.

Die man zeurt al de hele dag.
Wat een ...

Slide 10 - Question ouverte

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord.

Inge kiest haar favoriete gedichten.
Het is een moeilijke ...

Slide 11 - Question ouverte

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord.

Inge selecteert een aantal gedichten.
Ze maakt een ...

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de stam van de persoonsvorm in deze zin?
Mijn zus raadde mij dit boek aan.
A
raadd
B
raadt
C
raad
D
rad

Slide 13 - Quiz

Wat is de stam van de persoonsvorm in deze zin?
Het feest duurde tot een uur of 12.
A
duurt
B
duur
C
dur
D
duurd

Slide 14 - Quiz

Wat is de stam van de persoonsvorm in deze zin?
De oplichtster verleidde de mensen de deur te openen.
A
verleidt
B
open
C
opent
D
verleid

Slide 15 - Quiz

Wat is de stam van de persoonsvorm in deze zin?
Echte toneelspelers begeleiden de jonge spelers.
A
begeleid
B
begelei
C
begeleidt
D
begeleiden

Slide 16 - Quiz

Maak van de volgende zin een vraagzin.
De dief uit Gouda hoort een onbekend geluid in zijn broekzak.

Slide 17 - Question ouverte

Maak van de volgende zin een vraagzin.
Hij stelde de eigenaar voor om het mobieltje terug te kopen.

Slide 18 - Question ouverte