NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1V

NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV

Slide 1 - Diapositive

Bij de vraagproef is het eerste werkwoord de persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Voor de persoonsvorm kunnen meerdere zinsdelen staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

In elke zin staat een onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ of met ‘geven’.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een zin kan één, geen of meer bijwoordelijke bepalingen bevatten.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?
A
De familie Verdouw / bewaart / alle / Donald Ducks
B
De familie Verdouw / bewaart / alle Donald Ducks

Slide 8 - Quiz

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?
A
Wat / is / het nut van wespen?
B
Wat is / het nut / van wespen?

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De caissière vouwde de oranje, plastic draagtassen keurig voor ons op.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
De caissière vouwde de oranje, plastic draagtassen keurig voor ons op.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Na het journaal zaten mijn ouders urenlang de Volkskrant te lezen.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Heeft je neef uit Olst al voor de derde keer de hoofdprijs gewonnen?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
De groothertog van Luxemburg zal komend voorjaar Madurodam bezoeken.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Zaterdagavond was de politie in het centrum de fietsverlichting aan het controleren.

Slide 19 - Question ouverte

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Guusje laat AAN HAAR VRIENDIN ANNE een TikTokvideo zien.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Het pakketje heeft de bezorger VOOR DE VOORDEUR gelegd.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Zou het gras AAN DE OVERKANT groener zijn?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Die kruiswoordpuzzel blijkt VOOR OMA te moeilijk.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Tjibbe legde ONS de spelregels van het bordspel Pandemic uit.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Ga nu naar de digitale methode online en maak de vier opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.
Let op:
pv = persoonsvorm
ow = onderwerp
wg = werkwoordelijk gezegde
ng = naamwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Diapositive