Bewegen en gezondheid 2 havo 4

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BSMMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel soorten spierweefsel zijn er in ons lichaam
A
2
B
3
C
4
D
1

Slide 8 - Quiz

De eiwitten in een spier heten ?

Slide 9 - Question ouverte

1 dwarsgestreept spierweefsel wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel.
2 Glad spierweefsel wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel
A
1 en 2 zijn juist
B
1 is juist 2 is onjuist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 10 - Quiz

biceps en triceps agonist antagonist

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Agonist Antagonist
De agonist wordt aangespannen en dus korter en dikker 
de antagonist is de spier die een tegengestelde beweging maakt, en dus langer en dunner wordt.
Samenwerkende spieren.......coördinatie

Slide 13 - Diapositive

Quadriceps

Slide 14 - Diapositive

Hamstrings

Slide 15 - Diapositive

Bovenrug spieren

Slide 16 - Diapositive

grote en kleine borstspieren

Slide 17 - Diapositive

Welke spier(en) zorg(t)(en) voor de strekking van de knie
A
Biceps
B
Triceps
C
Quadriceps
D
Hamstrings

Slide 18 - Quiz

rechte en schuine buikspieren

Slide 19 - Diapositive

Waar zitten de antagonisten van de buikspieren

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit
A
De Hersenen
B
Het Ruggemerg
C
De Hersenen en ruggemerg

Slide 24 - Quiz

Wat is de taak van het sensorisch zenuwstelsel

Slide 25 - Question ouverte

Het motorisch zenuwstelsel bestaat uit twee delen het deel wat jij kunt beïnvloeden noemt men
A
Het automatische deel
B
Het autonome deel
C
Het somatische deel
D
Het somalische deel

Slide 26 - Quiz

Welke bewering is waar
A
Het hart wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel.
B
Het hart wordt aangestuurd door het somatische zenuwstel.

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste functie van een reflex

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Lien