V5 BSM EHBSO paragraaf 1.3

EHBSO

Eerst Hulp Bij Sport Ongevallen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BSMMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

EHBSO

Eerst Hulp Bij Sport Ongevallen

Slide 1 - Diapositive

Het bewegingsapparaat
  • Anatomie/fysiologie
  • Skelet
  • Spieren
  • Zenuwstelsel
  • Cardiovasculair systeem 

Slide 2 - Diapositive

Het bewegingsapparaat
  • De menselijke anatomie houdt zich bezig met de opbouw van het menselijk lichaam (opbouw van cellen, weefsel, botten etc.)
  • Fysiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met hoe het lichaam functioneert (bewegen van spieren, werking van het hart en longen etc.)

Slide 3 - Diapositive

Het bewegingsapparaat: Skelet
  • Hard botweefsel: bescherming van kwetsbare weefsels
  • Kraakbeen: bescherming van botten in gewrichten
  • Gewrichten: scharniergewricht en kogelgewricht
  •  Synoviaal vocht: smeermiddel voor je gewrichten (tijdens het eerste deel van je warming-up, maak je extra synoviaal vocht aan!)

Slide 4 - Diapositive

Welk gewricht is een kogelgewricht?
A
Enkel
B
Knie
C
Heup
D
Alle drie

Slide 5 - Quiz

Het bewegingsapparaat: Spieren
  • Een spier kent maar één kunstje: samentrekken
  • Glad spierweefsel werkt autonoom, maag- darmstelsel, bloedvaten, luchtwegen, voortplantingsorgaan
  • Hartweefsel werkt ook autonoom
  • Dwarsgestreept spierweefsel werkt willekeurig, gebruiken wanneer jij dat wilt
  • Origo is hechtingspunt dat op zijn plaats blijft
  • Insertio is het hechtingspunt dat naar de origo beweegt

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Waar zit de origo van de biceps?
A
Voorkant bij de schouder
B
Achterkant bij de schouder
C
Voorkant bij de elleboogholte
D
Achterkant bij de elleboog

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Het bewegingsapparaat: Spieren
  • Spieren werken samen
  • Agonist:  de spier die aanspant
  • Antagonist: de spier met de tegenovergestelde functie, die dus ontspant
  • De antagonist kan dus een (snelle) actie van de agonist weer afremmen
  • Toepassing: kramp!

Slide 10 - Diapositive

Bij het aanspannen van de biceps, wat is de agonist en wat is de antagonist?
A
Biceps en triceps zijn agonist, de antagonist ontbreekt
B
Biceps en triceps zijn antagonist, de agonist onbreekt
C
Biceps = antagonist / triceps = agonist
D
Biceps = agonist / triceps = antagonist

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Het bewegingsapparaat: Spieren
  • Motorunit: motorische zenuw samen met de groep spiervezels die hij aanstuurt
  • Hoe meer motorunits er tegelijkertijd aangestuurd worden, hoe meer kracht de spier levert
  • Een spier bestaat uit meerdere spiervezels, die bestaat weer uit myofibrillen en die weer uit sarcomeren
  • In een sarcomeer vindt de samentrekking van een spier op het kleinste niveau plaats: glijdende filamenten

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggemerg
  • Hier worden beslissingen genomen, bewust of onbewust
Perifere zenuwstelsel: geeft signalen door
  • Sensorische zenuwstelsel: geeft informatie door die binnenkomt vanuit je zintuigen aan je centrale zenuwstelsel (bv: er komt een bal aan)
  • Motorische zenuwstelsel: geeft signalen door vanuit je centrale zenuwstelsel naar je spieren, zodat je kunt reageren (bv: de bal ontwijken) --> Autonoom (bv: hartslag) en somatisch (bv: willekeurige spieren)

Slide 15 - Diapositive

Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Het centrale deel van het zenuwstelsel en het motorische deel van het zenuwstelsel werken heel goed samen:
  • Signalen sensorische deel --> centraal zenuwstelsel --> somatische zenuwstelsel (willekeurige spieren) van het motorische deel
  • Speciale sensomotorische samentrekking: REFLEX!

Slide 16 - Diapositive

Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Motrisch leren bestaat uit 3 fasen:
  • Cognitieve fase: een beweging is nog onbekend en moet aangeleerd worden
  • Associatieve fase: beweging is bekend, maar vereist nog heel veel moeite en heeft veel herhaling nodig
  • Autonome fase: beweging gaat zonder dat je er al te veel bij hoeft na te denken

Slide 17 - Diapositive

Het bewegingsapparaat: Hart en longen
Cardiovasculair systeem: het geheel van hart (cardio) en vaten (vasa)

Bloed zorgt voor het vervoer van o.a. de volgende stoffen
  • Voedingsstoffen
  • Antistoffen voor afweer
  • Afvalstoffen
  • Zuurstof (hemoglobine)

Slide 18 - Diapositive