1.4 voortgezette assimilatie

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

TO DO 

                * bespreken 1.4 voortgezette assimilatie

                

                 * bespreken opdrachten 

LEERDOELEN

1.4

* je kunt de voortgezette assimilatie beschrijven:

            * je kent de vorm en functie van koolhydraten 

            * je kent de vorm en functie van eiwitten

            * je kent de vorm en functie van vetten

voortgezette assimilatie

* vorming van organische moleculen uit glucose

* hiervoor is ATP nodig 

bouw koolhydraten

Een monosacharide bevat 5 of 6 C-atomen. Door een OH-groep is de monosacharide goed oplosbaar. Opgelost kan het molecuul als ring of als keten voorkomen. In een ring worden de C-atomen genummerd. C1 en C5 binden zodat een ring ontstaat.

Bij de koppeling van 2 monosachariden tot 1 disacharide komt water vrij, dit heet een condensatiereactie, water is nl een klein molecuul.

Polymerisatie is het koppelen van veel glucosemoleculen aan elkaar. Bij zetmeel wordt een spiraal gevormd. Zetmeel heet ook wel amylose.

polysachariden

bouw eiwit bij planten

• planten kunnen uit glucose en nitraat eiwit maken
• soms ook sulfaat nodig
• nitraat en sulfaat via wortels opgenomen

eiwitopbouw bij heterotrofen

• Dieren kunnen uit glucose geen eiwitten maken 

• Kunnen wel eiwitten in aminozuren opdelen 

• Hieruit worden andere aminozuren gemaakt 

• Sommige kunnen dan nog niet gemaakt worden 

• Die moeten via het voedsel binnen komen: essentiële aminozuren

functie eiwit

algemene formule aminozuur

twee aminozuren koppelen

typen structuur eiwitten

tertiaire structuur is het gevolg van bindingen tussen aminozuren, vooral cysteïne die onderling zwavelbruggen aangaan.

vetmolecuul: triglyceride

fosfolipide    opbouw van celmembraan

                        hydrofiele kop, hydrofobe staarten

vetten

* worden ook wel lipiden genoemd

* mengen slecht met water: hydrofoob
* isolerende functie en reservebrandstof
* levert veel energie: 38,5 kJ per gram

- triglyceride, fosfolipide, steroïde hormoon

1. koolhydraat
2. vet
3. eiwit

1. koolhydraat
2. vet
3. eiwit

De 'kop' van een fosfolipide is hydrofoob

1. Juist
2. Onjuist

36 b. Je hebt de formules van palmitinezuur en sacharose opgezocht. De energiedichtheid van vetten is groter dan die van koolhydraten. Geef hiervoor een verklaring.

Planten kunnen uit alleen glucose wel andere koolhydraten en vetten vormen, maar geen eiwitten. Leg dat uit.

to do!

BS 4 "Voortgezette assimilatie" 

bestuderen en maken opdracht 30-46 

begrippenlijst maken