Onderzoeksvaardigheden-wetenschapsoriëntatie

Wetenschapsoriëntatie
  1. Wanneer is iets wetenschap?
  2. Onderzoeksmethoden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wetenschapsoriëntatie
  1. Wanneer is iets wetenschap?
  2. Onderzoeksmethoden

Slide 1 - Diapositive

Wat is het doel van wetenschappelijk onderzoek?

Slide 2 - Diapositive

Wat is het doel van
wetenschappelijk onderzoek?

Slide 3 - Carte mentale

Wat maakt een onderzoek wetenschappelijk?

Slide 4 - Question ouverte

Bewijzen
Al eeuwenlang probeert de wetenschap bewijzen te vinden. Maar hoe kun je iets bewijzen? En hoe zeker is dat bewijs? 
Lees de volgende tekst. 

Slide 5 - Diapositive

De eerste empirist: Aristoteles
Empirisme stelt dat kennis uit de ervaring voortkomt. Volgens Aristoteles berust alles wat we weten op waarneming. Hij onderzocht als eerste de natuur op wetenschappelijke wijze door planten en dieren te bestuderen. Karakteriserend waren zijn gebruik van inductie en deductie
Enerzijds werden op basis van individuele waarnemingen algemeen geldende conclusies getrokken (inductie). 
Anderzijds moesten volgens Aristoteles kloppende universele uitspraken altijd gelden voor individuele gevallen (deductie). 

Slide 6 - Diapositive

Inductieve redenering
Beweerzin 1: De eerste kraai in het park is zwart.
Beweerzin 2: De tweede kraai in het park is zwart.
Beweerzin 3: De derde kraai in het park is zwart.
Beweerzin 4: De laatste kraai in het park is zwart.

Conclusie: alle kraaien in het park zijn zwart.

Slide 7 - Diapositive

Deductieve redenering
Premisse 1: Alle roofdieren hebben scherpe snijtanden.
Premisse 2: Leeuwen zijn roofdieren.

Conclusie: leeuwen hebben scherpe snijtanden.

(Premisse = beweerzin)

Slide 8 - Diapositive

Een situatie: het is donderdag, vier uur, de school is uit. Noah heeft een lekke band en besluit met de bus naar huis te gaan. Hij wil weten hoe laat die komt en begint te redeneren.
Iedere week als hij naar huis fietst wordt hij ingehaald door de bus als hij net de school verlaten heeft. Daaruit oncludeert hij: ‘de bus komt om vier uur’ en dat zal ook deze week wel zo zijn. Dan bedenkt hij zich dat hij nog iets in moet leveren bij een docent, waardoor hij zijn bus mist. Uit het feit dat de bus om vier uur komt, beredeneerd hij dat de bus waarschijnlijk ieder heel uur gaat en dat hij om vijf uur de bus kan nemen.
In dit voorbeeld zien we twee verschillende manieren van redeneren.

A
Zijn vermoeden dat de bus er vandaag om vier uur zal zijn is deductief redeneren. Zijn vermoeden dat de bus er om vijf uur zal zijn is ook deductief redeneren.
B
Zijn vermoeden dat de bus er vandaag om vier uur zal zijn is inductief redeneren. Zijn vermoeden dat de bus er om vijf uur zal zijn is ook inductief redeneren.
C
Zijn vermoeden dat de bus er vandaag om vier uur zal zijn is deductief redeneren. Zijn vermoeden dat de bus er om vijf uur zal zijn is inductief redeneren.
D
Zijn vermoeden dat de bus er vandaag om vier uur zal zijn is inductief redeneren. Zijn vermoeden dat de bus er om vijf uur zal zijn is deductief redeneren

Slide 9 - Quiz

Inductieproblemen
Heb je echt alles overal onderzocht?
Dus hoe betrouwbaar is de algemene regel die je hebt afgeleid?

Bij het verifiëren van de afgeleide algemene regel loop je vervolgens tegen een vergelijkbaar probleem aan.

Slide 10 - Diapositive

Oplossing
Karl Popper
Falsificatieprincipe
Zorg altijd dat je theorie / hypothese weerlegbaar is!

Je gaat dan op zoek naar tegenvoorbeelden in plaats van alleen maar bevestiging.

Belangrijk demarcatiecriterium (afbakening) voor wetenschappelijkheid!

Slide 11 - Diapositive


Falsificatie betekent dus:
A
het proberen te weerleggen van een hypothese
B
iets fouts zeggen
C
op zoek gaan naar bevestiging van een hypothese
D
dat een hypothese nooit bewezen kan worden

Slide 12 - Quiz

Natuurwetenschappen:
verklaren
Geestes- en sociale wetenschappen:
begrijpen

Slide 13 - Diapositive

Wat is de vaste volgorde van natuurwetenschappelijk onderzoek?
A
Hypothese opstellen, waarneming, experiment, resulaten analyseren, algemene wetmatigheid afleiden
B
Hypothese opstellen, waarneming, algemene wetmatigheid afleiden, experiment, resulaten analyseren
C
Waarneming, experiment, hypothese opstellen, resulaten analyseren, algemene wetmatigheid afleiden
D
Waarneming, hypothese opstellen, experiment, resulaten analyseren, algemene wetmatigheid afleiden

Slide 14 - Quiz

Geestes- en sociale wetenschappen

Hierbij gaat het om de beschrijving van bepaalde gebeurtenissen en wordt gezocht naar patronen en causale verbanden.





 

Slide 15 - Diapositive

Onderzoeksmethode - kritische vergelijking
Dit is een veelgebruikte methode binnen de letteren en geesteswetenschappen.
Twee tot drie verschillende casussen met elkaar vergelijken.

Stel jezelf van te voren wel de vraag: wat wil ik met mijn vergelijking aantonen? Je kunt een vergelijking namelijk drie dingen doen:
  1.   Aantonen waarom een bepaalde casus uniek is (je focust dan op verschillen)
  2.   Aantonen dat een bepaalde casus niet uniek is (je focust op overeenkomsten)
  3.   Nuances aantonen tussen vergelijkbare gevallen (je focust op beide)







Slide 16 - Diapositive

Onderzoeksmethode - beschrijvende case-study 
Hiermee kan je kenmerken, betekenissen en implicaties van een case achterhalen. 
Voorbeeld voor natuurwetenschappelijke onderwerp:
  • Hoe kunnen symptomen van een beginnende nekhernia tussen de nekwerven C5 en C6 worden tegengegaan? 
  • Je doet onderzoek door middel van case study door traditionele, medische en homeopatische behandelmethoden te vergelijken en te analyseren wat het beste resultaat heeft. 
Voorbeeld voor economisch / sociaal onderwerp:
  • Hoe veranderen viralmerkingstrategiën de relatie tussen bedrijven en consumenten? 
  • Je kan dan een case study doen naar de marketingcampagne voor de iPhone X.







Slide 17 - Diapositive

Onderzoeksmethode - Survey onderzoek
Onderzoek waarbij aan een aantal mensen vragen worden gesteld, bv enquête, opinie, peiling of poll. Het gaat niet om individuele kenmerken, maar om kenmerken van een bepaalde populatie. 

Er wordt gebruik gemaakt van een steekproef. Wie je hiervoor vraagt, is niet willekeurig. 
Je kan niet zomaar een enquête formuliertje onder je vriendengroep verspreiden en op basis daarvan uitspraken doen die gelden voor de populatie. 

Het doen van een steekproef moet op wetenschappelijk 
verantwoorden manier gebeuren, bv. door een aselecte steekproef.








Slide 18 - Diapositive

Onderzoeksmethode - Content analysis
Door middel van tekstcodering het gebruik van bepaalde begrippen of concepten in de bronnen te inventariseren en in een verband tot elkaar te plaatsen. Zo kan je kwalitatief materiaal in zekere zin toch nog kwantificeren. Op deze manier probeer je patronen in bewaarde communicatie te vinden. 
Een voorbeeld: 
  • Om inzicht te krijgen in het gebruik van het 'werkgelegenheid' als thema in politieke campagnes, kun je het woord werkeloosheid zoeken in toespraken en vervolgens bepalen welke andere woorden of uitdrukkingen in de buurt staan (bv economie, luiheid, ongelijkheid). Daarna analyseer je de betekenis van deze relaties om de intenties en doelen van de verschillende campagnes beter te begrijpen.







Slide 19 - Diapositive

Onderzoeksmethode
Hybride methodologie 
Vaak bevat een PWS een combinatie van methodes, dat is helemaal niet erg. Het is wel goed om dat  expliciet aan te geven in de inleiding.


Een onderzoek moet altijd gecontroleerd en gerepliceerd kunnen worden.

Slide 20 - Diapositive

Theoriegeladenheid van de waarneming

Slide 21 - Diapositive

Wanneer je je theoretisch deel hebt afgerond, kun je na gaan denken over een onderzoeksmethode om je hypothese mee te falsificeren. Welke methode hoort bij welk kenmerk / situatie / vraag?
Helpt een half uur mediteren voor een toets bij het concentratievermogen tijdens een tentamen?
Wat zijn de voor- en nadelen van windmolenparken voor landelijke gemeenten?
Heeft social media invloed op het leesgedrag van jongeren?

Heeft de jongerenafdeling JOVD dezelfde standpunten over immigratie als landelijke VVD?
Door verschillende bronnen te vergelijken achterhalen wat het belang van de rol van Golda Meïr is geweest bij de stichting van de staat Israel.
content analyse 
survey onderzoek
case study
experiment
kritische vergelijking

Slide 22 - Question de remorquage

Waar zou volgens jou wetenschappelijk onderzoek naar moeten worden gedaan?

Slide 23 - Carte mentale

Slide 24 - Vidéo

En nu verder met:
Bronnenonderzoek
+
Bronvermelding

Vanmiddag:
Het stellen van 
een goede vraag! 

Slide 25 - Diapositive