Voltooide tijd met dubbele infinitief

Voltooide tijd 
met dubbele infinitief
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Beroepsopleiding

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voltooide tijd 
met dubbele infinitief

Slide 1 - Diapositive

Gebruik
Je gebruikt de voltooide tijd met dubbele infinitief als je een hulpwerkwoord gebruikt, zoals:
moeten - zullen - mogen - kunnen - willen
gaan - komen - lopen
zien - horen - voelen
staan - zitten - liggen
blijven - laten - leren - helpen - voelen - doen - zijn

Slide 2 - Diapositive

Tegenwoordige tijd

Ik loop.
Mijn collega gaat weg.
We hebben geen les.
Ze maakt de opdracht.
Voltooide tijd

Ik heb gelopen.
Mijn collega is weggegaan.
We hebben geen les gehad.
Ze heeft de opdracht gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordige tijd

Ik ga lopen.
Hij wil weggaan.
We mogen geen les hebben.

Ze kan de opdracht maken.
Voltooide tijd

Ik ben gaan lopen.
Hij heeft weg willen gaan.
We hebben geen les mogen hebben.
Ze heeft de opdracht kunnen maken.

Slide 4 - Diapositive

hebben of zijn
De eerste infinitief bepaalt het hulpwerkwoord
- Ik ben gisteren gaan werken
(gaan heeft het hulpwerkwoord zijn: zijn gegaan)
- Ik heb gisteren willen werken.
(willen heeft het hulpwerkwoord hebben: hebben gewild)


Slide 5 - Diapositive

Maak voltooide tijd:
De handelaar kan de producten goed verkopen.

Slide 6 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Ze blijft de hele avond bij haar vrienden.

Slide 7 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Het blijft de hele dag regenen.

Slide 8 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Het begint te sneeuwen.

Slide 9 - Question ouverte

Het kind moet leren fietsen.

Slide 10 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Ik ga winkelen.

Slide 11 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Ik wil deze tentoonstelling graag zien.

Slide 12 - Question ouverte

Maak voltooide tijd:
Je kan zien wat er gebeurt.

Slide 13 - Question ouverte