Thema 3_week 2_les 7_samengestelde zin

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Les 7 blz. 88-89

Je weet uit welke delen een samengestelde zin bestaat

hoofdzin+ hoofdzin:

voegwoorden: en, maar, of , want

persoonsvorm is eerste of tweede woord

onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar

Voorbeeld: Mijn broer moet op reis, maar hij wil thuisblijven.

hoodzin+ bijzin

voegwoord is vaak een ander

persoonsvorm  staat achteraan

tussen onderwerp en persoonsvorm kan een ander zinsdeel staan

Voorbeeld: Ik ga naar de eilanden, omdat ik vakantie heb.

Omdat hij uitgegleden was, ben ik snel hulp gaan halen.

1. hoofdzin + bijzin
2. bijzin + hoofdzin
3. hoofdzin + hoofdzin
4. bijzin + bijzin

Welk voegwoord is in deze zin gebruikt: Omdat hij uitgegleden was, ben ik snel hulp gaan halen.

1. ben
2. was
3. omdat
4. snel

Is het tweede deel een hoofdzin of een bijzin?
Ik moet steeds met hem mee, zodat hij niet alleen hoeft.

1. hoofdzin
2. bijzin

Is het eerste deel (tot en) een hoofdzin of een bijzin?
Mijn moeder vindt kamperen namelijk niks en zij weigert mee te gaan.

1. hoofdzin
2. bijzin

Is het eerste deel (voor de komma) een hoofdzin of een bijzin?
Omdat hij het zo leuk vindt, gaan we zeker één keer per maand.

1. hoofdzin
2. bijzin

Is het tweede deel (na de komma) een hoofdzin of een bijzin?
Ik praat nu op hem in, zodat we deze winter niet hoeven.

1. hoofdzin
2. bijzin

Bestaat de samengestelde zin uit 2 hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?
Omdat we zo vaak kamperen, hebben we de mooiste spullen.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. bijzin + hoofdzin
3. hoofdzin + bijzin

Bestaat de samengestelde zin uit 2 hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?
We hebben een lichtgewicht tent, zodat we ermee kunnen rondtrekken.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. bijzin + hoofdzin
3. hoofdzin + bijzin

Bestaat de samengestelde zin uit 2 hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?
Ik probeer niet te klagen in de winter, maar dat lukt me niet altijd.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. bijzin + hoofdzin
3. hoofdzin + bijzin

Welk voegwoord staat er in deze zin:
We hebben een lichtgewicht tent, zodat we ermee kunnen rondtrekken.

Welk voegwoord staat er in deze zin:
We dragen stevige rugzakken en we hebben zelfs opblaasbare slaapmatjes.

Welk voegwoord staat er in deze zin:
Omdat mijn vader van primitief houdt, koken we altijd op houtvuur.

Welk voegwoord staat er in deze zin:
Ik draag vaak een donzen jas, opdat ik het niet koud krijg.

Welk voegwoord staat er in deze zin:
Ik probeer niet te klagen in de winter, maar dat lukt me niet altijd.

Hoe ging het bij jou?

Goed! Ik had (bijna) niets fout.

Redelijk, ik maakte nog wel wat foutjes.

Niet zo goed. Ik moet de woorden nog goed oefenen.

Aan het werk!

Maak nu zelf blz. 89 nr. 2