Les 7: herhalen weerleggen + oefenen

Weerleggen van argumenten
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Weerleggen van argumenten

Slide 1 - Diapositive

Doel:
  •  je kunt argumenten volgens de juiste manier weerleggen

Slide 2 - Diapositive

Inhoud van de les:
10 min: stillezen

Korte herhaling: weerleggen van argumenten
Oefenen met weerleggen van argumenten

Slide 3 - Diapositive

Herhaling theorie weerlegging
Er volgen een aantal vragen/stellingen over ‘weerleggingen’ tijdens een debat. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is het doel van een weerlegging?
A
de jury overtuigen dat jouw team gelijk heeft
B
het publiek overtuigen dat jouw team gelijk heeft
C
de jury en het publiek overtuigen dat jouw tam gelijk heeft.

Slide 5 - Quiz

Hoe bouw je een verlegging op?

A
aankondigen-samenvatten-reageren-conclusie
B
samenvatten - aankondigen - reageren - conclusie
C
aankondigen - reageren - samenvatten - conclusie
D
conclusie - samenvatten - aankondigen - reageren

Slide 6 - Quiz

Bij de aankondiging herhaal je de labels van de tegenstander.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij de samenvatting hoef je niet het argument te herhalen van de tegenstander.
A
juist: de jury weet wel op welk argument jij reageert
B
onjuist: door het argument te herhalen weet de jury op welk argument jij reageert.

Slide 8 - Quiz

Bij de samenvatting moet je reageren de inhoud van het argument van de tegenstander.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Als je reageert op het argument van de tegenstander gebruik je de volgende woorden:

Zie je dan niet dat je geen gelijk hebt ….., omdat
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Als je reageert moet je eerst uitleggen aan de jury wat er niet klopt aan het argument van de tegenstander
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Aan het einde van je weerlegging kun je de conclusie best overslaan.
A
juist: de jury begrijpt waar jij het over hebt.
B
onjuist: je vat je weerlegging kort samen.

Slide 12 - Quiz

Weerleggen van argumenten
- Het weerleggen van argumenten moet je wel volgens de debatteer regels doen;
- Let op dat je signaalwoorden gebruikt bij de weerlegging van je argument (want - omdat - dus);
- Weerleg je argument in een vaste volgorde: 
Aankondigen - Samenvatten - Reageren - Conclusie.

Slide 13 - Diapositive

Filmpje
We kijken naar een kort filmpje. Schrijf de drie labels op die worden genoemd bij de stelling:

‘De kinderombudsman moet een kind zijn’. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Opdracht:
Schrijf op de drie argumenten een weerlegging op de manier zoals we afgelopen les hebben geleerd (dus drie weerleggingen).

- Gebruik het werkblad
- Werk in tweetallen
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Schrijf één weerlegging op.

Slide 17 - Question ouverte

Ik begrijp hoe ik een weerlegging moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage