24C 10-13

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Naar wie verwijst Οὗτος (r.10)?
A
αὐτὸς
B
νεωτέρῳ
C
τῷ ἀδελφῷ
D
νεανίου τινός

Slide 2 - Quiz

Welke vertaling heeft αὐτὸς in r. 10?
A
zelf
B
dezelfde
C
hij
D
deze

Slide 3 - Quiz

In welke tijd staat ἐλθὼν (r.11)

Slide 4 - Question ouverte

In welke tijd staat θεασάμενος (r.11)

Slide 5 - Question ouverte

Waarmee congrueren ἐλθὼν en θεασάμενος?
A
τὰς παῖδας
B
αὐτὸς
C
Οὗτος
D
ingesloten onderwerp

Slide 6 - Quiz

Welke functie heeft τὰς παῖδας (r.11)?

Slide 7 - Question ouverte

Welke vorm is ἐρᾷ (r.11)?
A
3e ev ind prae A
B
3e ev ind impf A
C
3e ev ind aor A
D
2e ev ind prae M

Slide 8 - Quiz

Welke genitivus is τῆς ἑτέρας παιδός (r.12)?
A
possessivus
B
na vz
C
aanvulling bijv nw
D
aanvulling ww

Slide 9 - Quiz

Welke genitivus is τῆς ἑτέρας παιδός (r.12)?
A
possessivus
B
na vz
C
aanvulling bijv nw
D
aanvulling ww

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Naar wie verwijst αὐτῶν (r.12)?
A
de zussen
B
de broers
C
de zussen en de broers
D
de vaders

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat ἐβούλετο (r.12)?

Slide 13 - Question ouverte

Welke functie heeft τοὺς υἱοὺς (r.12)?

Slide 14 - Question ouverte

Welke dativus is
γυναιξὶν εὐγενεστέραις (r.13)?
A
meewerkend voorwerp
B
commodi
C
possessivus
D
aanvulling ww

Slide 15 - Quiz

Welke vorm is ζευγνύναι (r.13)?
A
nom mv v
B
dat ev v
C
inf prae A
D
inf aor A

Slide 16 - Quiz

Naar wie verwijst αὐτοὺς (r.12)?
A
de zussen
B
de broers
C
de zussen en de broers
D
de vaders

Slide 17 - Quiz

In welke tijd staat ἔπειθεν (r.13)?

Slide 18 - Question ouverte