Les 2 EHBO Dieren

Les 2 EHBO Dieren
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GezondheidskundeBeroepsopleiding

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Les 2 EHBO Dieren

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

“Door het oog genomen”

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan
bij oogletsel?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de veroorzakers van oogletsel?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat zie je en stel je vast bij oogletsel?

A
Het oog wordt dichtgeknepen.
B
Het slachtoffer kan angstig en onrustig zijn.
C
Het oog doet pijn en traant soms.
D
Soms is er sprake van bloeding of een vervormde pupil.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De meest voorkomende oogschade wordt veroorzaakt door stof, vuil of spatten van bijtende chemicaliën.
A
Waar
B
Niet waar
C
Deels
D
Anders

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zie je en stel je vast bij oogletsel?
A
Het oog wordt dichtgeknepen.
B
Het oog wordt open gedrukt.
C
Het oog doet pijn en traant soms.
D
Het oog traant continue.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Tijdens de bliksem onder een eik gaan staan deze heeft een diepere wortel in de grond en een grotere water massa...het blijft onverstandig om onder een boom te gaan staan.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een epileptische aanval is het belangrijk om iets tussen de tanden te plaatsen. Zodoende kun je een kaakklem en/of tongletsel voorkomen
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke symptomen horen bij epilepsie? Het slachtoffer...
A
heeft tintelingen in lippen en transpireert
B
heeft een verlaagd of geheel verlies van bewustzijn
C
verkrampt en maakt schokkende bewegingen
D
spreekt wartaal

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er bestaan grote en kleine aanvallen van Epilepsie.
Hoe heet een grote aanval?
A
Tonisch-Absence
B
Tonisch-Clonisch
C
Absence
D
Clonische aanval

Slide 17 - Quiz

Tonische aanval is waarbij verstijving optreed met bewustzijnsverlies

Clonische aanval is waarbij bewustzijn verlies optreed met schokkende beweging.
3 meest voorkomende types shock

  • Cardiogene shock
  • Hypovolemische shock
  • Anafylactische shock


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

cardiogene shock

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cardiogene shock
  • Oorzaak:
  • Pompfalen
Er is voldoende circulerend vermogen in de bloedvaten, maar het hart is onvoldoende in staat te pompen.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

hypovolemische shock

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypovolemische shock
  • Oorzaak:
  • Tekort aan circulerend volume
  • Voorbeeld:
  • Bloeding:   • Traumatische bloeding
                              • Niet-traumatische bloeding
  • Vochtverlies
         • Hevig braken/diarree

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaansysteem reageert als eerste bij een allergische reactie?
A
hart en bloedvaten
B
spijsverteringsstelsel
C
afweersysteem
D
luchtwegen

Slide 23 - Quiz

Tijdens een anafylactische shock wordt je immuunsysteem aangevallen door het immunoglobuline-E allergeen. 
Immunoglobuline-E zorgt ervoor dat bepaalde witte bloedcellen veel histamine gaan produceren. Histamine is de stof die symptomen van een anafylactische reactie veroorzaken.

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de hoofdsymptomen van hersenvliesontsteking?
A
Hoofdpijn
B
Nekstijfheid
C
Koorts
D
alle bovenstaande

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke leeftijdsgroep komt hersenvliesontsteking het meeste voor?
A
Kleine kinderen onder de 4 jaar
B
14 tot 25 jaar jong
C
Ouderen 60+
D
Alle bovenstaande

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is er aan de hand bij iemand met suikerziekte?
A
Hij is allergisch voor suiker
B
De lever maakt geen insuline
C
De alvleesklier maakt geen insuline
D
De darmen nemen geen glucose op

Slide 28 - Quiz

Bij diabetes type 1 wordt er geen eigen insuline meer gemaakt. Mensen met type 1 diabetes moeten daarom zelf insuline toedienen.

Bij diabetes type 2 maakt de alvleesklier nog insuline aan, maar reageert het lichaam slecht op het hormoon. 
Welk type Diabetes wordt veroorzaakt met een ongezonde leefstijl?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

De alvleesklier maakt geen insuline meer aan.
Bij welk type hoort dit?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions