bs 4 Uitscheiding

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Uitscheiding

Waar gaat deze bassistof over?

• Uitscheiding
  
• Nieren en urinewegen

Leerdoelen

• Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies

Woordenlijst

uitscheiding                                  urineblaas      

nieren                                                urineblaas

nierschors

niermerg 

nierbekken 

urine

urineleider 

Inleiding 

Bloed dat van de organen wegstroomt, bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Die stoffen worden uit het lichaam verwijderd.

Uitscheiden

• Uitscheiden = het verwijderen van afvalstoffen.
  
  
• Het uitscheiden gebeurt door plassen, zweten en waterdamp uitademen.

Noem 3 organen die aan uitscheiden doen.

Functie nieren

• Maken je bloed schoon van afvalstoffen. Daarvan maken ze urine (plas). Uitscheiding: afvalstoffen gaan uit je lichaam
• Vocht balans: te veel vocht plas je uit, als te weinig vocht hebt plas je minder.
  
• Hormonen produceren

Welke kleur kan je urine het beste hebben?

Uitscheiding

Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten

Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen

Longen: uitscheiding  van koolstofdioxide

De onderdelen van je nieren en urinewegen

Een nier bestaat uit:

het nierschors, niermerg 

en de nierbekken.

In je nierschors wordt je bloed 

gefilterd, vervolgens gaat het via 

het niermerg naar je nierbekken

en naar je urineleiders

Nieren

• de buitenste laag van de nieren heet de nierschors
• hier wordt het bloed gefilterd

nierschors

Uitscheiding

Met welk nummer wordt het
nierschors aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 6

De urineleider is......

1. Nummer 1 en nummer 2
2. Nummer 1 en nummer 3
3. Nummer 2 en nummer 3
4. Alleen nummer 3

In de urinebuis van een man bevindt zich op een bepaald moment urine.
Van waaruit komt deze urine de urinebuis binnen?

1. Vanuit de nierbekkens
2. Vanuit de urineblaas
3. Vanuit de urineleiders

De urinebuis is......

1. Nummer 1 en nummer 2
2. Nummer 1 en nummer 3
3. Nummer 2 en nummer 3
4. Alleen nummer 3

Nierfilters (nefronen)

Liggen in het nierschors en niermerg.

Uitscheiding

Delen nier en nierwegen	Functie
Nierschors en niermerg	Vorming van urine
Nierbekken	Verzamelen van urine
Urineleiders	Doorvoeren urine naar urineblaas
Urineblaas	Tijdelijke opslag urine
Urinebuis	Afvoer urine nara buiten

Uitscheiding

Loopt de nierslagader naar je nieren toe of van je nieren af?

1. naar je nieren toe
2. van je nieren af

Wat doen de nieren?

1. Afvalstoffen uit het bloed halen
2. Zuurstof aan het bloed toevoegen
3. Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

19. Vervoert de nierader bloed naar de nieren?

1. Ja
2. Nee

Is dit de linker nier
of de rechter nier?

1. Links
2. Rechts

Nog even oefenen voor het SO

Wat is grootste slagader?

1. Bovenste holle slagader
2. Onderste holle ader
3. Aorta
4. Longslagader

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?

1. Ader
2. Slagader
3. Haarvat
4. Dat is niet te zeggen

Hoe heet bloedvat 1? En is dit bloedvat zuurstofarm of -rijk?

1. Longader - Zuurstofarm
2. Longader - Zuurstofrijk
3. Longslagader - Zuurstofarm
4. Longslagader - Zuurstofrijk

Wat is de kleine bloedsomloop?

1. hart - alle organen - hart
2. hart - hersenen- hart
3. hart - longen - hart

Een bepaald bloedvat heeft een wand die maar een cellaag dik is.
Dit bloedvat is een ...

1. ader
2. slagader
3. haarvat
4. kan alle drie

Welk bloedvat of welke bloedvaten heeft of hebben kleppen?

1. Slagaders
2. Aders
3. Haarvaten
4. aders en slagaders

Een slagader...

1. Vervoert bloed naar het hart toe
2. Vervoert bloed van het hart af
3. Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
4. Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Wat doen witte bloedcellen?

1. vervoeren zuurstof
2. vervoeren afvalstoffen
3. doen niks
4. maken ziekteverwekkende stoffen onschadelijk

De grote bloedsomloop is de bloedsomloop welke verloopt
over de longen

1. waar
2. niet waar

Bloed stroomt van de boezems, altijd naar ................

1. de longslagader
2. de longader
3. de kamers
4. de aorta

Wat kan een witte bloedcel?

1. Door de wand heen van een bloedvat
2. Bloed laten stollen
3. Zuurstof vervoeren

Wat is de kleine bloedsomloop?

1. van het hart naar de hersenen en weer terug
2. van het hart door het lichaam en weer terug
3. van het hart naar de darmen en weer terug
4. van het hart naar de longen en weer terug

Haarvaten hebben....

1. dikke wanden
2. dunne wanden
3. kleppen in de wanden

Wat is de hartklep?

1. 2
2. 3
3. 5
4. 1

Huiswerk

• Lezen bs 4
• Maken woordenlijst bs 4
• Maken opdrachten bs 4 digitaal