Havo 3 Kap. 4 trappen van vergelijking

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

In welke zin(nen) staat een goed -Nederlands- voorbeeld van de trappen van vergelijking.

1. Mijn vader is de directeur.
2. Mijn zusje is kleiner dan ik.
3. Ik ben in Berlijn geweest.
4. Mijn broer is boos.

Hoe maak je de -let op- eerste (stellende) trap in het Duits?

1. woord
2. woord + er
3. am + woord + sten
4. am + woord

Hoe maak je de tweede (vergrotende) trap in het Duits?

1. woord + er
2. am + woord + sten
3. woord + sten
4. woord

Hoe maak je de derde (overtreffende) trap in het Duits?

1. am + woord
2. am + woord + sten
3. woord + er
4. woord

Op welke klinkers kan een Umlaut komen?

1. a, e, u, i, o
2. a, u, o
3. a, e, u, o
4. a, u

Hoe pas je de overtreffende trap toe in het Duits: 'Hij is even groot als zij.'

1. Er ist so groß als sie.
2. Er ist so groß wie sie.
3. Er ist so groß am sie.
4. Er ist größer als sie.

'Hij is groter dan zij.'

1. Er ist größer als sie.
2. Er ist größer wie sie.
3. Er ist größer am sie.
4. Er ist am größten.

Hij is het grootst.

1. Er ist wie größten.
2. Er ist am größten.
3. Er ist als größten.
4. Er ist um größten.

Vul aan: klein, kleiner, ........

1. am kleinst
2. kleinsten
3. am kleinsten

kurz, ................., am kürzesten

1. kürz
2. kürzer
3. kurzer
4. kurzten

................. , wärmer, am wärmsten

1. wärm
2. warmer
3. warm
4. wurm

gut, .................... , am besten

1. guter
2. besser
3. gutsten
4. besten

Du bist ...................... als deine Schwester.

1. großer
2. größer
3. großen

Er ist genauso groß ............................ du.

1. als
2. wie

Er ist größer ............................... du.

1. als
2. wie