8 referentie

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
overbruggen (interculturele) diversiteit
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Keuzedeel INTMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
overbruggen (interculturele) diversiteit

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H 3   
Opdracht digi leeromgeving hoofdstukken
1: examenopdracht
2: Wat is cultuur van een andere?
3: Beschrijving andere cultuur

Slide 2 - Diapositive

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Examen 
Keuzedeel Internationaal
Dinsdag 17 januari   8.30
Dinsdag  24 januari 8.30 

Slide 3 - Diapositive

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Examen

Slide 4 - Diapositive

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Examen

Slide 5 - Diapositive

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Drie factoren die ons referentiekader beïnvloeden
1. Onze voorgeschiedenis 
2. Ons zelfbeeld, hoe we naar ons zelf kijken
3. Onze verwachtingen.

- Wat denk je dat je van iemand moet weten om zich goed in hem/ haar te kunnen inleven?
- Op welke manier kan je meer te weten komen over het referentiekader van (bijvoorbeeld de kinderen waarmee je stage loopt)?


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie 
Wat is diversiteit? Verschil tussen mensen
Diversiteit in bijvoorbeeld:
- Achtergrond
- Interesse 
- Behoeftes
- Geloofsovertuiging

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe houd jij rekening met de verschillen tussen de clienten /verwanten op je BPV?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarden en normen
Waarden: Dit zijn ideeën wat goed gedrag en minder goed gedrag is.
Normen: Regels voor gedrag die vanuit waarden ontstaan

Voorbeeld:
Behulpzaamheid
Als een oudere valt, help je hem of haar overeind

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Doornemen:
Theoriebronnen:
- Cultuur
- Het ui-diagram
Maken:
Opdrachten:
- 4 t/m 6


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions