interpunctie en wwspelling
1 / 22
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Een hoofdletter gebruik je aan het begin van een zin en bij namen, zoals Noord Holland en Olga.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
thee
B
milka chocolade
C
winter
D
kerstbal
Slide 3 - Quiz
Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:
Zullen we morgen gaan lunchen bij Mout
Zullen we morgen gaan lunchen bij Mout
A
. (punt)
B
, (komma)
C
! (uitroepteken)
D
? (vraagteken)
Slide 4 - Quiz
Welk woord is fout geschreven in deze zin:
In januari volgend jaar ga ik verhuizen naar het Oosten van Nederland, op de Bakhuisstraat in Hengelo.
In januari volgend jaar ga ik verhuizen naar het Oosten van Nederland, op de Bakhuisstraat in Hengelo.
A
januari
B
Oosten
C
Bakhuisstraat
D
Hengelo
Slide 5 - Quiz
Wat is het onderwerp van de zin?
Een barbecue wilden ze verleden week kopen voor die jarige collega.
Een barbecue wilden ze verleden week kopen voor die jarige collega.
A
Een barbecue
B
die jarige collega
C
ze
D
geen van de 3 antwoorden
Slide 6 - Quiz
onderwerp (ow)
persoonsvorm (pv)
Die oude kast
kan
wel
een nieuw verfje
gebrui-ken.
Slide 7 - Question de remorquage
Wat is het onderwerp van de zin?
Dit mooie schilderij mag ik aan niemand tonen.
Dit mooie schilderij mag ik aan niemand tonen.
A
schilderij
B
ik
C
dit mooie schilderij
D
geen van de 3 antwoorden
Slide 8 - Quiz
onderwerp (ow)
persoonsvorm (pv)
Mijn kat
zal
zeker
een muis
uit het bos
mee-
brengen.
Slide 9 - Question de remorquage
Met mijn bellenblaas .... (blazen, tt) ik een zo groot mogelijke bel.
Slide 10 - Question ouverte
Morgen ... (vertrekken, tt) wij op vakantie naar Bonaire.
Slide 11 - Question ouverte
... (draven, tt) jouw paard vooraan in de wedstrijd?
Slide 12 - Question ouverte
Ik ... (antwoorden, tt) bevestigend op de vraag of ik nog wat wil drinken.
Slide 13 - Question ouverte
... (worden, tt) jij ook 14 in de maand juli?
Slide 14 - Question ouverte
Het vlees op de BBQ ... (branden, tt) aan!
Slide 15 - Question ouverte
De ik-vorm (of stam) eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers.
bijv: bukken - wordt ik buk
en niet ik bukk
bijv: bukken - wordt ik buk
en niet ik bukk
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Het stelletje ... (zijn, tt) heel verliefd op elkaar.
Slide 17 - Question ouverte
De juf van groep 8 ... (vieren, tt) haar verjaardag vandaag.
Slide 18 - Question ouverte
Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:
Gatver, er zit een vlieg in mijn salade
Gatver, er zit een vlieg in mijn salade
A
. (punt)
B
, (komma)
C
! (uitroepteken)
D
? (vraagteken)
Slide 19 - Quiz
Een hoofdletter gebruik je wel bij de maanden van het jaar, maar niet bij de dagen van de week.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Wat is het onderwerp van de zin?
Iedere dag heeft de bakker zijn broden uitgestald.
Iedere dag heeft de bakker zijn broden uitgestald.
A
Iedere dag
B
zijn broden
C
de bakker
D
geen van de 3 antwoorden
Slide 21 - Quiz
Wat is het onderwerp van de zin?
De ambtenaar had dit rapport alsnog aan zijn baas en haar collega kunnen tonen.
De ambtenaar had dit rapport alsnog aan zijn baas en haar collega kunnen tonen.
A
dit rapport
B
zijn baas
C
haar collega
D
geen van de 3 antwoorden
