Les 4: Elementen en verbindingen, zouten

 Atomen, Elementen en verbindingen
Mendelejev
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

 Atomen, Elementen en verbindingen
Mendelejev

Slide 1 - Diapositive

 Elementen en verbindingen
  • terugblik pw 1 en 2
  • Elementen en verbindingen

Slide 2 - Diapositive

wat kun je over , zuivere stof, elementen, mengsels en verbindingen zeggen?

Slide 3 - Carte mentale

Chemische reacties
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en er ontstaan nieuwe stoffen, de reactieproducten.

Slide 4 - Diapositive

Chemische reacties
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en er ontstaan nieuwe stoffen, de reactieproducten.
beginstof(fen)                            reactieproduct(en)

Slide 5 - Diapositive

wat is het verschil met een natuurkundige reactie?

Slide 6 - Question ouverte

Energie effecten
Exotherm:
Er komt bij de reactie energie vrij.

Endotherm: 
Er moet aan de reactie energie worden toegevoegd.

Slide 7 - Diapositive

Ontledingsreacties: endotherme reacties
Bij een ontledingsreactie heb je 1 beginstof.
Er zijn drie soorten ontledingsreacties.
  1. Thermolyse: ontleding door middel van warmte.
  2. Elektrolyse: ontleding door middel van elektriciteit.
  3. Fotolyse: ontleding door middel van licht.

Slide 8 - Diapositive

Het periodiek systeem bestaat uit twee soorten elementen.
  • metalen (geel)
  • niet metalen (blauw)
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 9 - Diapositive

Eigenschappen van metalen
  • Ze geleiden elektrische stroom.
  • Ze zijn goede warmtegeleiders.
  • Ze hebben in het algemeen een hoog smeltpunt (uitgezonderd kwik).
  • Ze zijn makkelijk te vormen door smeden en walsen.
  • Ze hebben van nature een glanzend uiterlijk.
 Elementen en verbindingen

Slide 10 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  • Groep 1: alkalimetalen, zeer reactief en reageren heftig met water.
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 11 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  • Groep 1: alkalimetalen, zeer reactief en reageren heftig met water.
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 12 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
2.3 Elementen en verbindingen
Onderzoek: Natrium (en kalium) in water (demo)

Slide 13 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Onderzoek: Natrium in water (demo)
2.3 Elementen en verbindingen
Reactieschema:
                    natrium (vast) + water (vloeibaar) 


               natronloog (opgelost) + waterstof(gas)

Slide 14 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Onderzoek: Kalium) in water (demo)
2.3 Elementen en verbindingen
Reactieschema:
                    kalium (vast) + water (vloeibaar) 


               kaliloog (opgelost) + waterstof(gas)

Slide 15 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  • Groep 1: alkalimetalen, zeer reactief en reageren heftig met water.
  • Bij reactie met water ontstaat waterstof, dat kan spontaan ontbranden en maakt de reactie heftiger.
 Elementen en verbindingen

Slide 16 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  • Groep 17: halogenen (zoutvormers), zeer reactief.
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 17 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  • Groep 17: halogenen (zoutvormers), zeer reactief.
  • Halogenen vormen gemakkelijk verbindingen met metalen, bijvoorbeeld natrium en chloor wordt keukenzout.
 Elementen en verbindingen

Slide 18 - Diapositive

Halogenen vormen gemakkelijk verbindingen met metalen, bijvoorbeeld natrium en chloor wordt keukenzout.
2.3 Elementen en verbindingen
keukenzout
natriumchloride

Slide 19 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Groepen:
  1. Groep 18: edelgassen reageren niet met andere elementen en vormen dus geen verbindingen.
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 20 - Diapositive

ontleedbare stoffen
verschillende atoomsoorten
niet - ontleedbare stoffen
dezelfde atoomsoorten
 Elementen en verbindingen

Slide 21 - Diapositive

H
waterstof
Fe
ijzer
P
fosfor
C
koolstof
Cu
koper
Mg
magnesium
N
stikstof
Pb
lood
Al
aluminium
O
zuurstof
Sn
tin
Na
natrium
S
zwavel
Ag
zilver
K
kalium
Cl
chloor
Br
broom
Ca
calcium
F
fluor
I
jood
 Elementen en verbindingen

Slide 22 - Diapositive

Halogenen vormen gemakkelijk verbindingen met metalen, bijvoorbeeld natrium en chloor wordt keukenzout.
2.3 Elementen en verbindingen
elementen
natriumchloride
verbinding
niet ontleedbaar
ontleedbaar

Slide 23 - Diapositive

Onderzoek:
De koperkringloop
2.3 Elementen en verbindingen

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
2.3 Elementen en verbindingen
Onderzoek: Natrium (en kalium) in water (demo)

Slide 26 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Onderzoek: Natrium in water (demo)
2.3 Elementen en verbindingen
Reactieschema:
                    natrium (vast) + water (vloeibaar) 


               natronloog (opgelost) + waterstof(gas)

Slide 27 - Diapositive

De elementen in dezelfde groep (kolom) hebben overeenkomstige eigenschappen.
Onderzoek: Kalium) in water (demo)
2.3 Elementen en verbindingen
Reactieschema:
                    kalium (vast) + water (vloeibaar) 


               kaliloog (opgelost) + waterstof(gas)

Slide 28 - Diapositive

Lesdoel
  • Kort herhalen: opstellen verhoudingsformule en geven de naam van een zout
  • Bepalen of een zout oplosbaar is in water
  • Opstellen oplosvergelijking van een zout in water

Slide 29 - Diapositive

Oplossen van een zout
Indampen van een zout

Slide 30 - Diapositive

Zouten

Slide 31 - Diapositive

Wat is een zout?

Slide 32 - Diapositive

Zouten

Slide 33 - Diapositive

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationeel)
keukenzout (triviaal)

Slide 34 - Diapositive

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.
Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationele of systematische naam)
keukenzout (triviale naam)

Slide 35 - Diapositive

Oplosbaarheid van zouten
Een zout:
  • postief-ion
  • negatief-ion
Oplossen in water
  • Ionen worden omgeven door water
  • Toestandsaanduiding: aq van aqua

Slide 36 - Diapositive

Leerdoelen
Ik kan opnoemen hoe je een zout kan herkennen.
Ik kan het verschil opnoemen tussen een moleculaire stof en een zout.
Ik kan omschrijven wat ionen zijn.

Slide 37 - Diapositive

H3: Zijn de volgende atomen of ionen?
Atoom
Ion
7p
7n
7e
8p
8n
10e
1p
0n
0e
2p
2n
2e
30p
34n
28e
13p
14n
13e
18p
22n
18e
16p
16n
18e

Slide 38 - Question de remorquage

nitraat-ion
ammonium-ion
hydroxide‑ion
 fosfaat-ion
carbonaat-ion
 CO32-
PO43-
OH-
NH4⁠+
NO3⁠-

Slide 39 - Question de remorquage

Naam base
Formule
Komt voor in
zouten met hydroxide-ion
Gootsteenontstopper
zouten met oxide-ion
Ijzerroest
zouten met carbonaat-ion
Soda, kalksteen
Ammoniak
Ammonia
Bij de zouten staan alleen de negatieve ionen genoemd. Elk zout bevat ook een positief ion.
(CO3)2-
OH-
(O)2-
NH3

Slide 40 - Question de remorquage

sleep hier het carbonaat-ion
sleep hier het nitraat-ion
sleep hier het fosfaat-ion
sleep hier het sulfaat-ion

Slide 41 - Question de remorquage

Sleep de juiste naam naar het ion. 
Let op: Er blijven antwoorden over.
IJzeride-ion
Zilver-ion
Zilver(I)-ion
IJzer(III)-ion
Jood-ion
zuurstofide-ion
oxide-ion
zwavel-ion
Magnesium- ion
Sulfide-ion
Jodide-ion
Zilverode-Ion

Slide 42 - Question de remorquage

Watermoleculen en ionrooster komen met elkaar in contact.

Watermoleculen trekken ionen los.

Ionen zijn opgelost.

Slide 43 - Question de remorquage

Een positief ion heeft altijd .............................. elektronen dan protonen

Een negatief ion heeft altijd .............................elektronen dan protonen
Vul het juiste woord in en neem de zin als aantekening over in je schrift:
meer
minder

Slide 44 - Question de remorquage

Het nitraat-ion
NO2
NO3
NH4+
N3

Slide 45 - Question de remorquage

Het carbonaat-ion
CO32–
HCO3
C2O42–
CO2

Slide 46 - Question de remorquage

Het hydroxide-ion
O2
OH
O22–
O2–

Slide 47 - Question de remorquage