oefentoets economie hoofdstuk 5

Oefentoets hoofdstuk 5 
Omzet en marketing 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets hoofdstuk 5 
Omzet en marketing 

Slide 1 - Diapositive

Hoe bereken je BTW?
A
verkoopprijs: 100 x BTW percentage
B
100 x BTW percentage: inkoopprijs
C
BTW percentage: 100 x verkoopprijs
D
verkoopprijs: Btw percentage - 100

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je de prijs die je als koper betaald voor een product?

Slide 3 - Question ouverte

Alles wat een bedrijf doet om de verkoop te vergroten noem je.....
A
marktbeleid
B
marketing
C
Het aanbod
D
sales

Slide 4 - Quiz

juist of onjuist. H&M heeft veel keuze uit kleding voor volwassenen en jongeren. Zij sturen met aanbod.
A
Juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

juist of onjuist: Nikita wil nieuwe sneakers en een nieuwe jas. Zij heeft een aanbod
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Jake wil wat geld verdienen en begint een hondenuitlaatservice. Voor € 1,50 per hond, per keer, laat
hij je hond uit. Welke marketing kan hij gebruiken?

Slide 7 - Question ouverte

De prijs inclusief btw noem je ook wel de consumentenprijs. juist/onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Hoe bereken je de consumentenprijs?
A
Verkoopprijs + BTW - inkoopprijs
B
Btw : verkoopprijs x 100
C
verkoopprijs + btw
D
100 : verkoopprijs + Btw

Slide 9 - Quiz

Een plaats waar iets wordt verkocht en gekocht is een?

Slide 10 - Question ouverte

Op een Facebookpagina bedrijfje aanbieden. Mensen kunnen daar
ook een afspraak maken. Ook kan er een bericht aan iedereen gestuurd worden.
Hoe noem je al dit soort activiteiten ? ..................................

Slide 11 - Question ouverte

Eén van de volgende markten kunnen handelaren en consumenten niet bezoeken.
Welke zijn dat?
A
De bloemenmarkten in het voorjaar
B
De kaasmarkt in Alkmaar
C
De markt voor Europese olie
D
De wekelijkse markt in jouw woonplaats

Slide 12 - Quiz

De overheid heeft plannen om het lage btw-tarief van 6% te verhogen naar 10%.Welke producten worden hierdoor duurder?
A
groente en fruit
B
Auto's
C
sportkleding
D
een kaartje naar een pretpark

Slide 13 - Quiz

Noem 3 voorbeelden van marketing
A
reclame maken, oude producten verkopen, personeel vernieuwen
B
nieuwe producten maken, prijs van bestaande producten verlagen, reclame maken
C
nieuw personeel aannemen, reclame maken, op de woningmarkt je huis aanbieden
D
reclame maken, nieuwe producten maken, veel inkopen doen.

Slide 14 - Quiz

Adil verkoopt schoenen. De schoenen hebben een verkoopprijs van € 115 hoeveel is de BTW?

Slide 15 - Question ouverte

Vivian verkoopt leren riemen. de riemen hebben een verkoopprijs van €15 (exclusief btw). de btw is 21%. wat is de consumentenprijs?

Slide 16 - Question ouverte

Als de btw verhoogt wordt, stijgt ook de consumentenprijs.
De nettowinst van winkeliers stijgt hierdoor ook? juist/onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Omzetbelasting is hetzelfde als btw. Juist/onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat is de woningmarkt?
A
Een markt waar je diensten kunt verkopen en kopen
B
Een markt die iedereen mag bezoeken en waar je auto's kunt kopen
C
Een markt waar je een aanbod hebt van woningen, maar die je niet mag bezoeken
D
Een markt die je kunt bezoeken waar je lekker eten kunt kopen en producten

Slide 19 - Quiz

De verkoopprijs van een fiets is € 495 exclusief btw. Bereken de prijs inclusief 21% btw.

Slide 20 - Question ouverte

Alles wat mensen willen kopen op de markt noem je?
A
Het aanbod
B
De BTW
C
De vraag
D
De benodigdheden

Slide 21 - Quiz

welke twee markten kan je niet bezoeken?

Slide 22 - Question ouverte

Waar staat BTW voor?
A
belasting over de toegevoegde winst
B
betaling over de toegevoegde waarde
C
belasting voor de toegevoegde woning
D
belasting over de toegevoegde waarde

Slide 23 - Quiz

BTW is een indirecte belasting. juist/onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de 4 p's van marketing
A
productbeleid , prijsbeleid, promotiebeleid, plaatsbeleid
B
prijsbeleid, promotiebeleid, prijsbeleid, perfectiebeleid
C
promotiebeleid, personeelsbeleid, provinciebeleid, perfectiebeleid
D
provinciebeleid, perfectiebeleid, promotiebeleid, plaatsbeleid

Slide 25 - Quiz