Les 2.4 Engels TH-FD1

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Slide 7 - Diapositive

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movies was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 8 - Question de remorquage

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 9 - Diapositive

Max is a ... singer.
A
Good
B
Well

Slide 10 - Quiz

What is an ADJECTIVE?
She walked down the BUSY road.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

What is a resume (CV) in English?

Slide 13 - Carte mentale

Write down:
2 things that you do at the job where you are currently working
OR
2 things that you are really good at.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Extra uitleg
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 17 - Diapositive

Extra uitleg
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
  

She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive