Week 6 - Taal - Woordenschat blok 6

Woordenschat 
 blok 6 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat 
 blok 6 

Slide 1 - Diapositive

Tijdens deze les krijg je oefeningen met de woordenschat die hoort bij blok 6.  

Ook zijn de filmpjes van de methode toegevoegd. 

Succes ! 

Slide 2 - Diapositive

Dit waren de woorden van les 1 


aannemen 
afwijzen 
de afwijzing 
carriere maken 
het contract 
de functie 
de kandidaat 
meedraaien 
ondernemen 
oprichten 
de sollicatiebrief
solliciteren 
de vacature 
de werkgever 
Bekijk nog een keer het filmpje van de les  

Slide 3 - Diapositive

Welke woorden van les 1
ken je nog die te maken hadden
met werk zoeken?

Slide 4 - Carte mentale

0

Slide 5 - Vidéo

Wat betekent het woord :
aannemen
A
iemand in dienst nemen, een baan geven
B
iemand niet willen hebben voor een baan.
C
beginnen met een club of een bedrijf
D
iemand laten weten dat je de baan graag wilt hebben.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het woord :
de afwijzing
A
iets bedenken en eraan beginnen.
B
iemand zegt tegen je dat je niet meer mag komen.
C
een afspraak die op papier staat.
D
het werk dat je moet doen in je baan.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent :
Carrière maken
A
samen met anderen meehelpen om bepaald werk te doen.
B
een sollicatiebrief schrijven.
C
een baan krijgen.
D
al snel een betere baan krijgen en meer geld verdienen.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent :
De functie
A
Iemand die een bedrijf heeft.
B
Het werk dat je moet doen in je baan.
C
iemand die voor een baas werkt.
D
iemand die probeert een bepaalde baan te krijgen.

Slide 9 - Quiz

maak een zin met het volgende woord erin.
De vacature

Slide 10 - Question ouverte

maak een zin met het volgende woord erin.
het contract

Slide 11 - Question ouverte

maak een zin met het volgende woord erin.
oprichten

Slide 12 - Question ouverte

Oke!

dat waren de woorden van les 1. 
in les 5 hebben jullie woorden geleerd die te maken hadden met  vaktaal uit de keuken. 

Succes ! 

Slide 13 - Diapositive

Welke woorden van les 5
ken je nog die te maken hadden
met vaktaal uit de keuken?

Slide 14 - Carte mentale

Dit waren de woorden van les 5 


de amateur 
de assisentie 
de aubergine 
de cacao 
de chef 
culinair 
de delicatesse 
functioneren 
de instructeur 
De kaneel 
het plateau 
produceren 
professioneel 
de sorbet 
de specerij

Bekijk nog een keer het filmpje van de les  

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Sleep de goede woorden naar de plaatjes. 
Aubergine
de specerij
chef
sorbet 
de kaneel

Slide 17 - Question de remorquage

maak een zin met het volgende woord erin.
de delicatesse

Slide 18 - Question ouverte

maak een zin met het volgende woord erin.
Het plateau

Slide 19 - Question ouverte

maak een zin met het volgende woord erin.
Functioneren

Slide 20 - Question ouverte

Dit was de les!
Vertel hieronder wat je er van vond, en welke woorden je nog moeilijk vind.

Slide 21 - Question ouverte