Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 10 min
Éléments de cette leçon
Woordenschat H2 Formeel taalgebruik
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
heb je geoefend met formeel taalgebruik
Slide 2 - Diapositive
in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school
Slide 3 - Quiz
Wat is formele taal?
Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
Slide 4 - Diapositive
Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot.
Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
Slide 5 - Diapositive
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij
Slide 6 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'derhalve'?
A
daarom
B
en ook
Slide 7 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'mits'?
A
altijd
B
als
Slide 8 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'teneinde'?
A
om
B
ook
Slide 9 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'thans'?
A
nu
B
ook
Slide 10 - Quiz
Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
heb je geoefend met formeel taalgebruik
Slide 11 - Diapositive
Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Sondage
Reflectie: Wat ging bij jou goed tijdens deze les? Wat kan nog iets beter?
Slide 13 - Question ouverte
Werk voor deze les + huiswerk:
Blz. 54/55, opdracht 3, 4 en 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!