verkleinwoorden 29 september

Verkleinwoorden: goed of fout?
wagentje
A
goed
B
fout
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Verkleinwoorden: goed of fout?
wagentje
A
goed
B
fout

Slide 1 - Quiz

Bij verkleinwoorden is het lidwoord altijd:
A
de
B
een
C
het
D
dit

Slide 2 - Quiz

Verkleinwoorden: goed of fout?
Jongetje
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

een klein oog is een ...............

Slide 4 - Question ouverte

Maak van de woorden tussen haakjes een verkleinwoord:

Mijn zusje zat met haar (arm) .......... vast in haar (romper) ..........

Slide 5 - Question ouverte

Een kleine ster is een ...........

Slide 6 - Question ouverte

een kleine deur is een .................

Slide 7 - Question ouverte

Maak van de woorden tussen haakjes een verkleinwoord:

Neem jij van de visboer een (haring) ..........en een (makreel) .......... mee?

Slide 8 - Question ouverte

eeen klein raam is een .........

Slide 9 - Question ouverte

Maak van het woord tussen haakjes een verkleinwoord.

Nadat er niet op het (app) .................. gereageerd werd, ging bij iedereen een (lamp) ...... branden.

Slide 10 - Question ouverte

een kleine man is een ............

Slide 11 - Question ouverte


A
het taveltje
B
het tafeltje
C
de tafeltje
D
het tafelje

Slide 12 - Quiz

Een kleine pen
A
het pentje
B
het penje
C
het pennetje
D
de pennetje

Slide 13 - Quiz

Dit is een .............

Slide 14 - Diapositive