Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
WATER
Slide 1 - Diapositive
Schrijf eerst alle symbolen op. (die moet je kennen)
Geef aan hoeveel protonen en elektronen er in het atoom zitten.
Platina⁴⁺
Stikstof²⁻
Mangaan⁷⁺
Silicium⁴⁻
Slide 2 - Diapositive
Schrijf eerst alle symbolen/namen op. (Die moet je kennen)
Geef aan hoeveel protonen en neutronen er in de kern zitten van de eerste 3.
Kalium
kwik
U
Ag
H
zwavel
fosfor
Slide 3 - Diapositive
vanderwaalsbindingen --->
worden verbroken
Slide 4 - Diapositive
1. Dichtheid
De dichtheid van de vloeistof water is groter.
Bij andere stoffen is het juist andersom!
Slide 5 - Diapositive
2. (Soortelijke) warmte
Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om iets 1 graad warmer te maken.
Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen
Slide 6 - Diapositive
4. Oplossen
Heel veel stoffen kunnen in water oplossen. Ze mengen goed met water.
We zeggen ook wel. Water heeft groot oplosvermogen
Slide 7 - Diapositive
Polair
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Maak een tekening in structuurformules van:
Vijf watermoleculen die onderling verbonden zijn met waterstofbruggen
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
De binding vindt plaats tussen een O en een H atoom, maar ook tussen een N en een H atoom.
Slide 13 - Diapositive
De + en de - trekken elkaar aan en zo ontstaat een waterstofbrug.
Slide 14 - Diapositive
Als je ze zo tekent zie je dat de H en de N elkaar aantrekken. De rode lijn is de waterstofbrug.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Teken van de volgende stoffen steeds drie moleculen die verbonden zijn door waterstofbruggen.
ethanol C₂H₅OH
methanol CH₃OH
amoniak NH₃
Slide 17 - Diapositive
Osmose
Water verplaatst zich altijd van de plek met de hoogste concentratie water naar de plek met de laagste concentratie water.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
ADI waarde
Aan die adivieven is een ADI-waarde toegekent.
Uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht.
Slide 20 - Diapositive
a) destilleren
b) filtreren
c) indampen
d) extraheren
e) adsorberen
a) Verschil in kookpunt
b) Verschil in deeltjesgroote
c) Verschil in vluchtigheid
d) Verschil in oplosbaarheid
e) Verschil in aanhechtingsvermogen
Geef voor elke scheidingsmethode aan op welk verschil in stofeigenschappen ze berusten.
Slide 21 - Diapositive
Teken 2 moleculen van ethanol met een waterstofbrug. C₂H₅OH
Slide 22 - Diapositive
Waar wordt membraamfiltratie voor gebruikt?
Hoe werkt deze techniek?
Voor de ontzilting van zeewater.
Door middel van druk gaan de watermoleculen naar het zoete water en blijft het zout over. Deze techniek is goedkoop omdat het weinig energie kost.
Slide 23 - Diapositive
Geef de algemene naam voor stoffen die voorkomen dat emulies ontmengen
Emulgator
Door verschil in dichtheid krijg je een tweelagensysteem.
Slide 24 - Diapositive
hydrofobe staart en hydrofiele kop
Slide 25 - Diapositive
wasmiddelen
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Productie van basische reinigingsmiddelen
Slide 28 - Diapositive
Base
Slide 29 - Diapositive
Peter wil de pH van ammonia bepalen. Hij ontdekt dat de stof basisch is. Tussen welke waarden ligt de pH van ammonia in?
Tussen de 7 en de 14
Slide 30 - Diapositive
Leg uit of de pH van de oplossing in de emmer verandert als Peter een scheut water toevoegt.
Door verdunning is er minder van de basische stof / ammonia per volume-eenheid aanwezig. De pH zal dus dalen.
Slide 31 - Diapositive
Leg uit tot hoeveel hoger of lager de pH kan gaan.
Door verdunning zal de pH van een zure oplossing op den duur 7 worden. Dit geldt ook voor een basische oplossing.
Slide 32 - Diapositive
In het diagram staat de oplosbaarheid van stof A bij verschillende temperaturen. Horizontaal is het aantal gram A dat oplost in 100 gram water uitgezet en verticaal de temperatuur. Leg uit waarom de lijn ophoudt bij 100⁰C.
Dat is het kookpunt van water.
Slide 33 - Diapositive
Waarom zou je bleekwater niet in combinatie met andere producten mogen gebruiken?
Er kan een chemische reactie optreden / chloor vrijkomen / schadelijke gassen ontstaan / hitte onstaan.
Slide 34 - Diapositive
Waarom heeft water een relatief hoog smeltpunt?
Dit komt door de extra binding tussen de watermoleculen te weten de H-bruggen/ waterstofbruggen.
Slide 35 - Diapositive
Leg uit welk verschil er bestaat tussen de H-bruggen in ijs en in water.
In de vaste fase zitten de H-bruggen op een vaste plaats. Ze worden pas voor een deel verbroken als de stof smelt. In de vloeibare fase bewegen watermoleculen langs elkaar. Daarbij worden er voordurend H-bruggen gevormd en verbroken.
Slide 36 - Diapositive
De ADI-waarde voor Fe is 0,8mg/kg en de ADI-waarde voor Sn is 2mg/kg. Wat betekent het begrip ADI-waarde?
ADI-waarde is de aanvaardbare dagelijke inname van een bepaalde stof.
Over welke metalen gaat het?
Fe = ijzer Sn = tin
Welk metaal is het giftigst?
ijzer
Slide 37 - Diapositive
Hoe komt het dat sommige insecten op water kunnen lopen?
Water heeft een grote oppervlaktespanning doordat moleculen elkaar stevig vasthouden. Dit komt door de twee binden die water aangaat.