Geef de algemene naam voor stoffen die voorkomen dat emulies ontmengen
Emulgator
Door verschil in dichtheid krijg je een tweelagensysteem.
Slide 17 - Diapositive
Kan de vorm van een voorwerp als eigenschap gebruikt worden om een stof te herkennen?
Nee, want voorwerpen gemaakt van /gevormd uit hetzelfde materiaal kunnen verschillende vormen hebben.
Slide 18 - Diapositive
hydrofobe staart en hydrofiele kop
Slide 19 - Diapositive
wasmiddelen
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Werking van zeep in basisch middel.
Slide 23 - Diapositive
Productie van basische reinigingsmiddelen
Slide 24 - Diapositive
Base
Slide 25 - Diapositive
Peter wil de pH van ammonia bepalen. Hij ontdekt dat de stof basisch is. Tussen welke waarden ligt de pH van ammonia in?
Tussen de 7 en de 14
Slide 26 - Diapositive
Hoe zou Peter de pH bepaald hebben?
Met behulp van pH-indicatorpapier (pH-strookjes).
Slide 27 - Diapositive
Leg uit of de pH van de oplossing in de emmer verandert als Peter een scheut water toevoegt.
Door verdunning is er minder van de basische stof / ammonia per volume-eenheid aanwezig. De pH zal dus dalen.
Slide 28 - Diapositive
Leg uit tot hoeveel hoger of lager de pH kan gaan.
Door verdunning zal de pH van een zure oplossing op den duur 7 worden. Dit geldt ook voor een basische oplossing.
Slide 29 - Diapositive
In het diagram staat de oplosbaarheid van stof A bij verschillende temperaturen. Horizontaal is het aantal gram A dat oplost in 100 gram water uitgezet en verticaal de temperatuur. Leg uit waarom de lijn ophoudt bij 100⁰C.
Dat is het kookpunt van water.
Slide 30 - Diapositive
Waarom zou je bleekwater niet in combinatie met andere producten mogen gebruiken?
Er kan een chemische reactie optreden / chloor vrijkomen / schadelijke gassen ontstaan / hitte onstaan.
Slide 31 - Diapositive
Een stof met een pH waarde van 12 is een
A
zuur
B
base
Slide 32 - Quiz
Een stof met een pH waarde van 3 is een
A
zuur
B
base
Slide 33 - Quiz
maagsap is een
A
zuur
B
base
Slide 34 - Quiz
Als je maar genoeg water bij een zuur gooit wordt het uiteindelijk een base
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quiz
Een blokje met massa van 93 gram is gemaakt van materiaal met een dichtheid van 2,7 g/cm³. Bereken het volume van het blokje.
Gegeven:
gevraagd:
Uitwerking:
Slide 36 - Diapositive
Waarom heeft water een relatief hoog smeltpunt?
Dit komt door de extra binding tussen de watermoleculen te weten de H-bruggen/ waterstofbruggen.
Slide 37 - Diapositive
Hoeveel H-bruggen kan een watermolecuul vormen?
Een watermolecuul kan maximaal 4 H-bruggen vormen. Twee ervan kunnen vanuit het O-atoom worden gevormd en dan nog één vanuit elk H-atoom. Dit heeft te maken met de vrije elektronen.
Maar gemiddeld zal hij er maar twee vormen.
Slide 38 - Diapositive
Leg uit welk verschil er bestaat tussen de H-bruggen in ijs en in water.
In de vaste fase zitten de H-bruggen op een vaste plaats. Ze worden pas voor een deel verbroken als de stof smelt. In de vloeibare fase bewegen watermoleculen langs elkaar. Daarbij worden er voordurend H-bruggen gevormd en verbroken.
Slide 39 - Diapositive
Hoe noem je:
nummer 15
residu
nummer 5
koeler
nummer 8
destilaat
nummer 7
waterafvoer
Slide 40 - Diapositive
Waarom gaat het water er bij nr 6 in en bij nr 7 uit?
Als je de watertoevoer zou doen bij nr 7 dan zou niet de hele buis gevuld worden met koudwater. Water neemt de weg met de minste weerstand.
Slide 41 - Diapositive
De ADI-waarde voor Fe is 0,8mg/kg en de ADI-waarde voor Sn is 2mg/kg. Wat betekent het begrip ADI-waarde?
ADI-waarde is de aanvaardbare dagelijke inname van een bepaalde stof.
Over welke metalen gaat het?
Fe = ijzer Sn = tin
Welk metaal is het giftigst?
ijzer
Slide 42 - Diapositive
Hoe komt het dat sommige insecten op water kunnen lopen?
Water heeft een grote oppervlaktespanning doordat moleculen elkaar stevig vasthouden. Dit komt door de twee binden die water aangaat.