Theorie grammatica hoofdstuk 3

Het omzetten van de lijdende zin naar de
bedrijvende zin
                                                                         
De hond|wordt|door Jara |uitgelaten <-->Jara|laat |de hond |uit 


  • De door -bepaling wordt het nieuwe onderwerp
  • Het woordje door verdwijnt.
  • Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp. 
  • Het werkwoord worden verdwijnt.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het omzetten van de lijdende zin naar de
bedrijvende zin
                                                                         
De hond|wordt|door Jara |uitgelaten <-->Jara|laat |de hond |uit 


  • De door -bepaling wordt het nieuwe onderwerp
  • Het woordje door verdwijnt.
  • Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp. 
  • Het werkwoord worden verdwijnt.

Slide 1 - Diapositive

Het omzetten van de bedrijvende zin naar de 
lijdende vorm
       Bedrijvend                                              Lijdend
Jara|laat |de hond |uit <-->De hond|wordt|door Jara |uitgelaten 


  • Zoek het lijdend voorwerp 
  • Het lijdend voorwerp wordt het nieuwe onderwerp
  • Na het onderwerp volgt het werkwoord worden
  • door- bepaling + het oude onderwerp
  • Maak de rest van de zin af.

Slide 2 - Diapositive

naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?
  1. Staat er een kww in de zin? Nee: ww gezegde
  2. Staat er een kww in de zin? Ja, kijk daarna of er een bvnw of znw in de zin staat dat iets over het ow zegt. 
  3. Geen znw of bvn? Dan benoem je wwg
  4. Wel een znw of bvnw? Dan benoem je een nwg 

Stel de vraag: wat + pv + ow

Slide 3 - Diapositive

soorten werkwoorden
  1. Kww: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. 
  2. Zww: het enige ww in de zin. Als er meerdere ww in de zin staan is het het belangrijkste ww 
  3. Hww: Staat altijd naast het zww 
Ng: 1 kww en de rest is hww
Wg: 1 zww en de rest is hww

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Inhoud
Maak de volgende opdrachten:
5
6
10 
12
15


Slide 7 - Diapositive

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 8 - Quiz

de volleyballer heeft gisteren goed gevolleybald.
A
lijdend
B
geen
C
lijdend en bedrijvend
D
bedrijvend

Slide 9 - Quiz

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Het gebouw wordt erg mooi
A
Naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Een nieuwe leerling had zich aangemeld
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

De nieuwe leerling heette Bente
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

De mannen (bleven) vrolijk
Wat is bleven?
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 14 - Quiz

Ze (schijnen) te zingen
Wat is schijnen?
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 15 - Quiz

De spanning (werd)steeds groter
Wat is werd?
A
zww
B
kww
C
hww

Slide 16 - Quiz