Medicatie les 2

Er bestaan drie toedieningswijzen voor medicatie. Deze zijn:
A
Enteraal, lokaal en parlokaal
B
Lokaal, enteraal, parenteraal
C
Oraal, enteraal en lokaal
D
Lokaal, oraal en sublinguaal
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
VerzorgingSecundair onderwijs

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Er bestaan drie toedieningswijzen voor medicatie. Deze zijn:
A
Enteraal, lokaal en parlokaal
B
Lokaal, enteraal, parenteraal
C
Oraal, enteraal en lokaal
D
Lokaal, oraal en sublinguaal

Slide 1 - Quiz

Enteraal betekent...

Slide 2 - Question ouverte

Parenteraal betekent...

Slide 3 - Question ouverte

Sublinguaal betekent...

Slide 4 - Question ouverte

Voorbeelden van
lokale medicatie

Slide 5 - Carte mentale

Voorbeelden van
enterale medicatie

Slide 6 - Carte mentale

voorbeelden van
parenterale medicatie

Slide 7 - Carte mentale

Subcutaan betekent:
A
in de buik
B
onder de huid
C
in de spier
D
in een bloedvat

Slide 8 - Quiz

Geneesmiddelen bewaren
Waar en hoe?

Slide 9 - Diapositive

Waar en hoe geneesmiddelen bewaren?
  • op kamertemperatuur (tenzij anders voorgeschreven)
  • buiten bereik van onbevoegden  --> Hoe?

Slide 10 - Diapositive

Geautomatiseerd geneesmiddelendistributiesysteem
= GDS 
= GDS

Slide 11 - Diapositive

Waar moet je op letten als je medicatie uit de medicijnrol aanreikt of toedient?

Slide 12 - Question ouverte

Waar moet je op letten als je medicatie uit de medicijnrol aanreikt of toedient? 

- Juiste aantal tabletten
- de informatie op de zakjes = info op de toedieningslijst
- Klopt niet? Contact opnemen met de apotheek

Slide 13 - Diapositive

Orale medicatie
Wat is dat nu weer? 

Slide 14 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
1 Voorbereiden 
2 Controleren
3 Toedienen en registreren

Slide 15 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
1 Voorbereiden: wat doen we?


Slide 16 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
1 Voorbereiden: wat doen we?

Voor toediening de situatie van de cliënt observeren: iets bijzonder aan de hand?

Slide 17 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
2 Controleren: wat doen we?

Slide 18 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
2 Controleren
  • juiste cliënt/patiënt
  • juiste medicijn
  • juiste hoeveelheid

Slide 19 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
3 Toedienen en registreren: wat doen we?

Slide 20 - Diapositive

Orale medicatie toedienen
3 Toedienen en registreren: wat doen we?
  • Niet met de vingers aanraken (hygiëne, allergie,...)
  • Aftekenen 
  • Noteren wanneer niet toegediend + reden
  • Werking/bijwerkingen signaleren + registreren in dossier 
  • Incidenten melden! 

Slide 21 - Diapositive

OPIATEN
Wat zijn dat?

Slide 22 - Diapositive

OPIATEN: wat zijn dat?
- matige tot zeer sterk werkzame pijnstillers

- voorgeschreven door een arts

- vb. morfine, oxycodon, fentanyl, codeïne,...

Slide 23 - Diapositive

OPIATEN: waar/hoe bewaren?

Slide 24 - Diapositive

Opiaten: waar en hoe bewaren?
- Achter slot en grendel en afgezonderd van de overige medicatie --> toegang beperken 

- Alleen bevoegden hebben toegang tot de medicatie

- UITZONDERING: opiaten op naam en medicatierol mag wel bij de overige medicatie

Slide 25 - Diapositive

INHALATIE
De hoeveelheid zuurstof in een zuurstoffles berekenen

Slide 26 - Diapositive

Hoeveel zuurstof in zuurstoffles?
1  Cilinderinhoud                  = inhoud van de fles

2 druk op manometer   
    = bar
 

Slide 27 - Diapositive

FORMULE

Slide 28 - Diapositive

  • De cilinderinhoud is 10 liter
  • De manometer geeft aan: 20 bar 
  • De patiënt krijgt 4l zuurstof per min.

Hoeveel minuten kan de patiënt de zuurstoffles nog  gebruiken? 

Slide 29 - Diapositive

We oefenen

Slide 30 - Diapositive