bsr 8/10 2(a)ha Spelling §4 koppelteken en weglatingsstreepje

§4 Koppelteken en weglatingsstreepje
2H
SPELLING
CURSUS 7:
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§4 Koppelteken en weglatingsstreepje
2H
SPELLING
CURSUS 7:

Slide 1 - Diapositive

Lezen 
Je gaat nu lezen in je (e)book. 

timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

  • Je weet waarom we koppeltekens en weglatingsstreepjes gebruiken.
  • Je weet wanneer we koppeltekens en weglatingsstreepjes gebruiken.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

§4 Het koppelteken -
blz. 254-255

Slide 4 - Diapositive

Leg uit waarom je ‘anti-Amerika’ met een koppelteken, maar ‘antirookbeleid’ zonder koppelteken schrijft.

Slide 5 - Question ouverte

Het koppelteken
Koppelteken:
  • Bij samenstellingen
  • Om uitspraak duidelijk te maken
  • Als het echt nodig is 

zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen.

Slide 6 - Diapositive

Koppelteken
De meeste samenstellingen schrijf je aan elkaar:
kassameisje, wijkagent, politiebureau, schoolkantine

Bij een klinkerbotsing (oo, aa, oe, ui) gebruik je een koppelteken:
auto-ongeluk, lente-ui, video-opname. Een klinkerbotsing is een botsing van twee klinkers die samen een klank in de Nederlandse taal vormen. 

Slide 7 - Diapositive

Het koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er in het samengestelde woord cijfers voorkomen.

bijvoorbeeld:
80-jarige, 70-plusser.

Slide 8 - Diapositive

Koppelteken
Je gebruikt een koppelteken
als er in het samengestelde
woord een afkorting voorkomt.

Bijvoorbeeld:
usb-stick, mbo-opleiding, 
A5-formaat, Sint-Nicolaas

Slide 9 - Diapositive

Koppelteken
Je gebruikt een koppelteken bij
aardrijkskundige namen.

Bijvoorbeeld: 
Zuid + Holland = Zuid-Holland.
Zuid-Afrika, Noord-Italië, 
's-Gravenhage, West-Amerika.

Slide 10 - Diapositive


Koppelteken

In samenstellingen die verkeerd gelezen kunnen worden, plaatsen we een koppelteken:

zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen.

Slide 11 - Diapositive

Koppelteken?
A
drieëndertig
B
drie en dertig
C
drie-en-dertig

Slide 12 - Quiz

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Astma-aanval
B
Astmaaanval

Slide 13 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
Sleep naar de goede plek.

WEL een koppelteken

NIET een koppelteken
Noord Brabant
tbs kliniek
koppel teken
oud speler

Slide 14 - Question de remorquage

   §4 Weglatingsstreepje
blz. 254-255

Slide 15 - Diapositive

Neem de woorden bij a tot en met d over. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
a brandweermannen en brandweervrouwen
b hardloopschoenen en hardloopkleding
c rode rozen en witte rozen

Slide 16 - Question ouverte

§4 Weglatingsstreepje
Als je een deel van een woord weglaat, mag dat met een weglatingsstreepje.
Let op: 

- als je het eind van het woord weglaat, komt het streepje bij het eerste woord aan het eind, bijv. in- en uitvoer.
- als je het begin van het woord weglaat, komt het streepje aan het begin van het tweede woord, bijv. damesjassen en -jurken.
- laat je een heel woord weg, dan gebruik je geen streepje!

Slide 17 - Diapositive

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
voor- en nadelen
B
voor en na-delen
C
voor en -nadelen
D
voor en nadelen

Slide 18 - Quiz

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
in voor- en tegenspoed
B
bestuurs- en strafrecht
C
in voorspoed en tegen-
D
straf- en bestuursrecht

Slide 19 - Quiz

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
binnen en buitenkant
B
binnen- en buitenkant

Slide 20 - Quiz

Waar is het weglatingsstreepje goed gebruikt?
A
waak- en zorgzaam
B
waakzaam en zorg-
C
waak en -zorgzaam

Slide 21 - Quiz

'keelarts, neusarts en oorarts'
A
keel-, neus-, en oorarts
B
keelarts, neus- en oorarts

Slide 22 - Quiz

Gebruik een weglatingsstreepje: jongensnamen en meisjesnamen

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het verschil in betekenis tussen rodewijnglazen en rode wijnglazen?

Slide 24 - Question ouverte

En nu..
  • Kladiladi (klap die laptop dicht); 
  • Pak je schrift; 
  • Maak aantekeningen tijdens de uitleg.  

Slide 25 - Diapositive

Tussenletters in samenstellingen

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Samenstellingen
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: tafel + poot = tafelpoot. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: (e)n, e of s.

Slide 28 - Diapositive

Hoe doe je dit? 
Als je in een samenstelling een s hoort, dan schrijf je die ook:
- onweersbui, moederskindje.
Soms begint het rechterdeel van de samenstelling met een s-klank. Dan hoor je niet of er een tussen-s moet staan. Vervang dan het rechterdeel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de s alleen als je hem bij de vervanging hoort:
- kapperszaak, want kappersopleiding; spelerssalaris, want spelersbus.
Maar: sportschool, want sportwedstrijd.

Slide 29 - Diapositive

Tussen e(n)
Zo bepaal je of je (e)n of e moet toevoegen

Als het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op en heeft, schrijf je en of n tussen de delen:

 lampenkap, stoelendans, blindenstok, ziekenhuis.

Slide 30 - Diapositive

Tussen e(n)
  • Het linkerdeel heeft geen meervoud: gortepap.
  • Het linkerdeel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnescherm, maneschijn.
  • Het linkerdeel heeft (ook) een meervoud op s: horlogebandje (horloges), groentesoep (groenten/groentes).

Slide 31 - Diapositive

Tussen e(n)
  • Het linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen (het linkerdeel verwijst naar een werkwoord), hogeschool, dovenetel (het linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord).
  • Het linkerdeel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk.

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag! 
Maak opdracht 1 t/m 5 over de tussenletters in samenstellingen. 
Je kan de opdrachten vinden op blz. 256
Opdracht 1 t/m 3 is huiswerk voor morgen. 

Slide 33 - Diapositive