2. Bouw van Cellen (4A Th1 Bs3&4 + Th4 Bs2&3)

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een prokaryoot en een eukaryoot?
Een prokaryoot heeft
A
een celkern en celorganellen
B
geen celkern maar wel celorganellen
C
een celkern maar geen celorganellen
D
geen celkern en geen celorganellen

Slide 7 - Quiz

Celwand
Celkern
Geen celkern
Geen celwand
Bladgroenkorrels
Geen bladgroenkorrels
Prokaryoot
Eurkaryoot

Slide 8 - Question de remorquage

Eukaryoot
Prokaryoot
Archaea
Bacteriën
Planten
Schimmels
Dieren

Slide 9 - Question de remorquage

De cel van een prokaryoot bevat bladgroenkorrels.


A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Een alg is een prokaryoot
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Het organisme hiernaast, is dat prokaryoot of eukaryoot?
A
Prokaryoot
B
Eukaryoot

Slide 12 - Quiz

Is dit een dierlijke of plantaardige cel, of kan je dat niet weten? Leg uit.

Slide 13 - Question ouverte

Noem 2 verschillen tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Welke organellen komen alleen voor in plantencellen?
A
B
C
D
E
Celmembraan
Celkern
Ribosoom
Ribosoom
Celwand
Cytoplasma
Mitochondrium

Slide 27 - Question de remorquage

Welke organellen komen voor bij een dierlijke cel?
A
Celwand, celkern en celmembraan
B
Celmembraan, celkern en cytoplasma
C
Chloroplast, celwand en celmembraan
D
Vacuole, chloroplast en celmembraan

Slide 28 - Quiz

Wat hoort bij welke functie? 
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Levert energie
Bevat de erfelijke informatie
Maakt eiwitten
vertering binnen de cel
Celkern
Ribosomen
Mitochondriën
Lysosoom

Slide 29 - Question de remorquage

Zet de organellen in de juiste volgorde van eiwitsynthese
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - RER
B
RER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - RER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - RER - Golgi

Slide 30 - Quiz

Hoe heten deze kleine organellen?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
DNA

Slide 31 - Quiz

Benoem de genummerde cel organellen:
timer
1:00

Slide 32 - Question ouverte

Welk organellen zijn nodig om de verbranding van de spiercel uit te voeren?

Slide 33 - Question ouverte

In het speeksel van de mens komt onder andere amylase voor. Het is een eiwit dat door de speekselkliercellen wordt gevormd. In die cellen wordt het opgebouwd, binnen de cel getransporteerd en dan aan de mondholte afgegeven. Dit kost natuurlijk allemaal energie.

Schrijf achtereenvolgens de namen op van de organellen die bij de processen een rol spelen. Zet erbij wat die organellen in deze cel doen.

Slide 34 - Question ouverte