Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wat is het verschil tussen een prokaryoot en een eukaryoot? Een prokaryoot heeft
A
een celkern en celorganellen
B
geen celkern maar wel celorganellen
C
een celkern maar geen celorganellen
D
geen celkern en geen celorganellen
Slide 7 - Quiz
Celwand
Celkern
Geen celkern
Geen celwand
Bladgroenkorrels
Geen bladgroenkorrels
Prokaryoot
Eurkaryoot
Slide 8 - Question de remorquage
Eukaryoot
Prokaryoot
Archaea
Bacteriën
Planten
Schimmels
Dieren
Slide 9 - Question de remorquage
De cel van een prokaryoot bevat bladgroenkorrels.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Een alg is een prokaryoot
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Het organisme hiernaast, is dat prokaryoot of eukaryoot?
A
Prokaryoot
B
Eukaryoot
Slide 12 - Quiz
Is dit een dierlijke of plantaardige cel, of kan je dat niet weten? Leg uit.
Slide 13 - Question ouverte
Noem 2 verschillen tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Welke organellen komen alleen voor in plantencellen?
A
B
C
D
E
Celmembraan
Celkern
Ribosoom
Ribosoom
Celwand
Cytoplasma
Mitochondrium
Slide 27 - Question de remorquage
Welke organellen komen voor bij een dierlijke cel?
A
Celwand, celkern en celmembraan
B
Celmembraan, celkern en cytoplasma
C
Chloroplast, celwand en celmembraan
D
Vacuole, chloroplast en celmembraan
Slide 28 - Quiz
Wat hoort bij welke functie?
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Levert energie
Bevat de erfelijke informatie
Maakt eiwitten
vertering binnen de cel
Celkern
Ribosomen
Mitochondriën
Lysosoom
Slide 29 - Question de remorquage
Zet de organellen in de juiste volgorde van eiwitsynthese
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - RER
B
RER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - RER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - RER - Golgi
Slide 30 - Quiz
Hoe heten deze kleine organellen?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
DNA
Slide 31 - Quiz
Benoem de genummerde cel organellen:
timer
1:00
Slide 32 - Question ouverte
Welk organellen zijn nodig om de verbranding van de spiercel uit te voeren?
Slide 33 - Question ouverte
In het speeksel van de mens komt onder andere amylase voor. Het is een eiwit dat door de speekselkliercellen wordt gevormd. In die cellen wordt het opgebouwd, binnen de cel getransporteerd en dan aan de mondholte afgegeven. Dit kost natuurlijk allemaal energie.
Schrijf achtereenvolgens de namen op van de organellen die bij de processen een rol spelen. Zet erbij wat die organellen in deze cel doen.