Overhoring tekstverbanden en signaalwoorden

Meer dan lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden 1 en 2
Succes!
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Meer dan lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden 1 en 2
Succes!

Slide 1 - Diapositive

Maar, echter en toch zijn signaalwoorden voor een toelichtend verband.

A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Een tegenstellend verband kun je herkennen aan het signaalwoord ten slotte.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Een chronologisch verband geeft een reden aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een opsommend verband kun je herkennen aan het signaalwoord bovendien.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Door middel van, opdat en zodat zijn signaalwoorden voor een samenvattend verband.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 8 - Question ouverte

Noteer een signaalwoord voor een opsommend verband in alinea 2 en geef aan welke twee zaken er worden opgesomd.

Slide 9 - Question ouverte

Welke bewering is waar?
Naast andere tekstverbanden bevat ...

A
alinea 2 een chronologisch verband en alinea 3 een toelichtend verband.
B
alinea 2 een concluderend verband en alinea 3 een opsommend verband.
C
alinea 2 een tegenstellend verband en alinea 3 een chronologisch verband.
D
alinea 2 een toelichtend verband en alinea 3 een concluderend verband.

Slide 10 - Quiz

In alinea 4 vind je verschillende signaalwoorden die een chronologisch verband aangeven. Noteer er vier.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Adnan Bourich werkt in zijn ijssalons succesvol met bestelzuilen en data-analyse.
B
Na staaroperaties blijken mensen vaak zin in rum-rozijnenijs te hebben
C
Hardlopers eten het liefst een chocolade-ijsje na de Marathon in Rotterdam.
D
Jonge mensen kopen liever ijs via een bestelzuil dan bij het personeel.

Slide 12 - Quiz

Hoe ging het?
Goed!
Super slecht!
gemiddeld
ik had niet geleerd
fantastisch!

Slide 13 - Sondage