Vraagwoorden oefenen.

Vraagwoorden oefenen.
1.  Eerst de zin lezen.
2. Lees de antwoorden.
3. Kies het goed antwoord.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Vraagwoorden oefenen.
1.  Eerst de zin lezen.
2. Lees de antwoorden.
3. Kies het goed antwoord.

Slide 1 - Diapositive

De man loopt in het park.

WIE loopt in het park?
A
in
B
de man
C
het park
D
loopt

Slide 2 - Quiz

De man kookt soep in de keuken.

WAAR is de man?
A
soep
B
kookt
C
keuken
D
in

Slide 3 - Quiz

Ik ga met de bus om 10.00 uur naar school.

Wanneer ga ik?
A
school
B
met de bus
C
om 10.00 uur
D
naar

Slide 4 - Quiz

Morgen heb ik een toets voor rekenen.

Wat heb ik?
A
een toets
B
rekenen
C
morgen
D
voor

Slide 5 - Quiz

Vandaag neem ik mijn grote tas mee.

Welke tas neem ik?
A
vandaag
B
mijn
C
grote tas
D
mee

Slide 6 - Quiz

Mijn fiets staat achter in de tuin met mijn tas ernaast.

Waar is mijn fiets?
A
ernaast
B
mijn tas
C
met
D
achter in de tuin

Slide 7 - Quiz

De juf maakt een toets voor de leerlingen
Wie maakt de toets?

Wat doet de juf?

Slide 8 - Question ouverte

Iedere avond lees ik eerst een stuk in mijn boek.
Wanneer lees ik?

Wanneer lees ik?

Slide 9 - Question ouverte

Mijn broer houdt van soep, maar ik niet.
Waar houd ik niet van?

Wie houdt van soep?

Slide 10 - Question ouverte

Mijn zus geeft mij een cadeau voor mijn verjaardag.
Wat geeft mijn zus mij?

Wat krijg ik?

Slide 11 - Question ouverte

Elke zaterdag ga ik naar de bioscoop een film kijken.
Waar ga ik een film kijken?

Waar ga ik naar toe op zaterdag?

Slide 12 - Question ouverte


Slide 13 - Question ouverte