Lezen 2.5 voor de brugklas: oefenen, oefenen, oefenen

• Houtbewerking
• Voortgezet speciaal onderwijs

lesplanning

Gelukt met de weektaak?

Oefenen: begrijpend lezen

Quizlet: Wie wint er?

Fijn weekend!

Maandag: uitleg eiland-project

Wat lees je niet als je de leesstrategie 'verkennend lezen' gebruikt?

1. inleiding en slot
2. titel en plaatjes
3. de bron
4. het middenstuk

Met welke leesstrategie vind je het onderwerp van een tekst?

1. verkennend lezen
2. studerend lezen
3. nauwkeurig lezen
4. alle drie

Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst?

1. Alleen de titel en de illustraties gebruiken
2. de inleiding lezen
3. Alle kernzinnen lezen
4. de titel, de inleiding en/of het slot

De hoofdgedachte van een tekst..

1. is hetzelfde als het onderwerp van de tekst
2. hoef je niet te weten.
3. schrijf je op als een zin
4. schrijf je op als een woordgroep

Als je het onderwerp van een tekst moet opschrijven, mag er een werkwoord in staan.

1. goed
2. fout

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. activerende tekst
3. amuserende tekst
4. betogende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. activerende tekst
3. amuserende tekst
4. betogende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. activerende tekst
3. amuserende tekst
4. betogende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. betogende tekst
3. activerende tekst
4. amuserende tekst

1. informerende tekst
2. amuserende tekst
3. activerende tekst
4. betogende tekst

1. informerende tekst
2. amuserende tekst
3. activerende tekst
4. betogende tekst

leesdoelen - tekstdoelen

Wat wil jij als lezer bereiken als je een tekst leest = leesdoel

Wat wil de schrijver met de tekst  bereiken bij de lezer = tekstdoel

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel

Informeren

Activeren

Overtuigen

Amuseren

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel.

Amuseren

Informeren

overtuigen

Activeren

Reclamefolder

Stripverhaal

oproep lid te worden

Handleiding

nieuwsbericht

Recept

klachtenbrief

Verslag

En dan nu:

We lezen samen een tekst en beantwoorden de vragen.

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord:
'daarna'

1. opsommend
2. tegenstellend
3. tijdvolgorde

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord:
' daarentegen'

1. opsommend
2. tegenstellend
3. tijdvolgorde

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord:
'Bovendien'

1. opsommend
2. tegenstellend
3. tijdvolgorde

En dan nu

Kies een nieuw leesboek

Herhaal de woordjes van 2.3

Oefen leesvaardigheid 2.5: opdracht 13, 14, 15