Alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel
Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.
Slide 7 - Diapositive
Spierfibrillen (90C)
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
Myosine (donkere (dikke) band)
Actine (lichte (dunne) band)
Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)
Tussen spierfibrillen bevinden zich:
Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
Mitochondriën (nodig voor verbranding)
Slide 8 - Diapositive
Samentrekken van spieren
Uiteinden van een axon van een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
De spierfibrillen gekoppeld aan het motorisch eindplaatje trekken samen door neurotransmitter die bindt aan receptor van spiervezel
De myosine- en actinefilamenten schuiven in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)
Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose
Slide 9 - Diapositive
Aansturing
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)
Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)
Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)
Slide 10 - Diapositive
Aansturing
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken
Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen
Slide 11 - Diapositive
Maak opdracht 64 t/m 66
Slide 12 - Diapositive
Antagonisten
Spieren kunnen alleen samentrekken, maar niet uit zichzelf ontspannen.
Om een spier te ontspannen moet een andere spier samentrekken die de tegenovergestelde beweging veroorzaakt
Spieren die een tegenovergestelde beweging veroorzaken noemen we antagonisten
Voorbeeld van antagonisten zijn de biceps en triceps. Biceps buigt je arm, triceps strekken de arm
Slide 13 - Diapositive
https:
Slide 14 - Lien
Spiervezels
Skeletspieren bevatten 2 typen vezels:
Snelle spiervezels
Langzame spiervezels
Sommige mensen hebben meer snelle of meer langzame spiervezels
Slide 15 - Diapositive
Verschillen
Langzame spiervezels:
goed doorbloed en worden daarom ook rode spiervezels genoemd.
veel mitochondriën
raken niet snel vermoeid
Snelle spiervezels:
minder doorbloed en daarom worden ze ook witte spiervezels genoemd.
minder mitochondriën
raken sneller vermoeid
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Warming up
Lichaam 15 minuten rustig voorbereiden:
• spieren laten bewegen, er stroomt dan bloed door de spieren en krijgen ze glucose en zuurstof en je spieren worden warm
• warme spier trekt makkelijk samen en raakt minder snel overbelast dan koude, stijve spieren (minder kans op blessures
stofwisselingsprocessen verlopen sneller
Slide 18 - Diapositive
Cooling down
Door de cooling-down stroomt het bloed wat sneller door je spieren en kan zo meer afvalstoffen uit je spieren opnemen. De kans op spierpijn en stijfheid neemt hiermee af .
rustig uitlopen
rekoefeningen
douche (koud en warm af-
wisselen)
massage
Slide 19 - Diapositive
Doping
Spierversterkende middelen bevatten vaak anabole steroïden (vergelijkbaar met testosteron)
Anabolen: zetten lichaam aan om meer spierweefsel te vormen maar bevorderen aanmaak rode bloedcellen
Maak verder deze week deSamenhang'Pijn is fijn', de oefentoets en de Examentrainer
Slide 22 - Diapositive
Lesafsluiter B6
Slide 23 - Diapositive
Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?
Slide 24 - Question ouverte
Zet de volgende woorden op de juiste plek:
Bevat glad spierweefsel
Bevat dwarsgestreept spierweefsel
Aorta
Armbuigspier
Baarmoeder
Blaas
Buikspieren
Dijspier
Eileiders
Kauwspieren
Kuitspier
Urinewegen
Zaadleiders
Slide 25 - Question de remorquage
Welk van deze vormen van doping heeft het grootste effect op de prestatie van een marathonloper?
A
Anabole steroïden
B
Amfetamine
C
EPO
D
Geen van allen
Slide 26 - Quiz
Door trainen neemt de aanmaak van mitochondriën in spiervezels toe. In welk type spiervezel is dit vooral belangrijk?
A
langzame spiervezels
B
snelle spiervezels
C
gladde spieren
D
antagonisten
Slide 27 - Quiz
Bekijk de afbeelding en benoem spier 7 en spier 8
A
7= achterste armspier
8 = voorste armspier
B
7= biceps
8 = triceps
C
7= triceps
8 = biceps
D
7= voorste armspier
8 = achterste armspier
Slide 28 - Quiz
De triceps en biceps zijn elkaars .......
Slide 29 - Question ouverte
Welke spieren hebben de verteringsorganen om voedsel voort te duwen?
A
willekeurige spieren
B
dwarsgestreepte spieren
C
alleen kringspieren
D
kringspieren en lengtespieren
Slide 30 - Quiz
In de afbeelding hiernaast staan vier manieren getekend waarop de voet kan bewegen. Welke tekening geeft de beweging weer die de voet maakt als de achillespees omhoog getrokken wordt?