week 1 les 1
Typ het woord dat je hoort
1 / 23
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 6 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 7 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 8 - Question ouverte
ik verbuig
v.t. ik.........
v.t. ik.........
Slide 9 - Question ouverte
de jongen proest
v.t. de jongen..........
v.t. de jongen..........
Slide 10 - Question ouverte
beïnvloed jij?
v.t............jij?
v.t............jij?
Slide 11 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 12 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 13 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 14 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 15 - Question ouverte
gehoorzamen
t.t. Je.................je ouders toch onmiddellijk?
t.t. Je.................je ouders toch onmiddellijk?
Slide 16 - Question ouverte
wenden
t.t.De buurman............zich tot de politie.
t.t.De buurman............zich tot de politie.
Slide 17 - Question ouverte
spellen
v.t. Jullie.............het woord chauffeur goed.
v.t. Jullie.............het woord chauffeur goed.
Slide 18 - Question ouverte
spelen
v.t..............je gisteren met je neefje Hans?
v.t..............je gisteren met je neefje Hans?
Slide 19 - Question ouverte
gutsen
Het bloed kwam uit de wond............
Het bloed kwam uit de wond............
Slide 20 - Question ouverte
hoesten
Hebben jullie vandaag........
Hebben jullie vandaag........
Slide 21 - Question ouverte
schrobben
De...........vloer
De...........vloer
Slide 22 - Question ouverte
verliezen
De.........wedstrijd
De.........wedstrijd
